iets gevonden te hebben; als zij een oester vinden, moeten zij toch
doorgaans twee of driemaal duiken om haar van de koraal los te maken,
of uit het zand, waarin zij bijna geheel begraven is, op te delven.
Den volgenden dag verlaten wij Fakarava om naar Rairoa te gaan. In
den namiddag varen wij voorbij Apataki; in de lagune liggen drie
goeletten voor anker. Op dit eiland is het voornaamste etablissement
in dezen archipel van het huis Brander, van Papeete, gevestigd.
Den volgenden morgen bevonden wij ons op korten afstand van
de noordkust van Rairoa. De kommandant was voornemens, in het
binnenmeer te gaan ankeren; maar de gesteldheid der kanalen liet dit
niet toe. Onze lange kruistocht is thans geeindigd: wij keeren naar
Tahiti terug.
De gezamenlijke bevolking van de Toeamotoe- en van de Gambier-eilanden
wordt op achtduizend zielen geschat, die van de opbrengst der
visscherij en der kokosboomen leven. Op elk eiland vestigen de inwoners
zich doorgaans langs de oevers van het binnenmeer, nabij eene goede
ankerplaats, of in den omtrek van een kokoswoud, waarin men altijd,
indien men gaten in den zandigen bodem graaft, drinkbaar water vindt.
De inboorlingen van den Toeamotoe-archipel vertoonen eene sterke
gelijkenis met die van Tahiti en van de Markiezen-eilanden: dezelfde
schoone lichaamsvormen, hetzelfde schrandere en uitdrukkingsvolle
gelaat. Zij schijnen donkerder van kleur, en zijn ruwer van aard
dan de inboorlingen van Tahiti; dit is een gevolg van hunne minder
gemakkelijke levenswijze, waardoor zij voortdurend aan de brandende
zonnestralen zijn blootgesteld, hetzij op hunne meeren, hetzij op
hunne door de zee overspoelde koraalriffen.
III.
De archipel van Tahiti.
I.
De meestal heerschende zuid-oostelijke winden maken het mogelijk,
dat zeilschepen, die van de Markiezen-eilanden naar Tahiti gaan,
den afstand van tweehonderd-vijftig zeemijlen, die deze beide punten
scheidt, in zes of zeven dagen kunnen afleggen. Voor dezelfde reis,
in tegenovergestelde richting, behoeven zij daarentegen gemiddeld
achttien tot twintig dagen.
Het kwam mij voor, dat de Vaudreuil stil lag, zoo groot was mijn
verlangen om Tahiti weer te zien. Mijn ongeduld werd gedeeld door
allen, die, zoo als ik, vroeger reeds te Papeete vertoefd hadden;
en zij, die dit bekoorlijke land nog nimmer hadden aanschouwd,
moesten van ons zoo veel daarvan hooren, dat hunne nieuwsgierigheid
niet minder sterk was dan ons verlangen.
Den vi
|