den.
II.
In den morgen van den 27sten waren wij in het gezicht van Hao,
en draaiden bij voor het kanaal, waarvan de oostelijke oever
kenbaar is door eene fraaie reeks kokospalmen. Het voornaamste dorp
ligt vijf mijlen oostwaarts, op eene niet onaanzienlijke hoogte,
die bijna den naam van heuvel zou verdienen, en met een prachtig
bosch van kokospalmen is bekroond; dit is het hoogste punt van het
eiland. De eertijds zeer talrijke bevolking is sterk afgenomen door
de emigratie. Het huis Brander van Papeete heeft van hier zijn meeste
parelvisschers gekregen; tegenwoordig telt het eiland nog slechts
ongeveer driehonderd inwoners. Zooals ik reeds zeide, gelijken al
deze eilanden op elkander. Mettertijd heeft zich, op de hoogste
gedeelten der lange koraalgordels, eene dunne laag van vruchtbare
aarde gevormd, voldoende voor de ontwikkeling en den groei van den
pandanus en van een soort van myrtheboom, mikimiki genaamd, die in
dichte bosschen opschiet.
Omstreeks elf uur vervolgen wij onze reis naar Amanoe, dat reeds sedert
den morgen boven uit den mast zichtbaar was. Het dorp en de kanalen die
toegang geven tot het binnenmeer, bevinden zich op de noordwestkust
van het eiland. Die kanalen, ten getale van twee, zijn slechts voor
kleine vaartuigen bruikbaar. De gezagvoerder begeeft zich aan land,
met Paiore, onzen loods, en den tolk, om een onderhoud te hebben met
de eilanders, die aan den mond van het kanaal zijn saamgekomen. Kort
daarop keert hij naar boord terug, en ten half vier verlaten wij
Amanoe, steeds op korten afstand van de kust blijvende.
Den volgenden dag, den 28sten, omstreeks drie uren in den namiddag,
varen wij eenige mijlen ten zuiden langs Akiaki, dat zich door het
gemis van een binnenmeer onderscheidt. Dit kleine eilandje verheft zich
iets hooger dan de anderen. Enkele inboorlingen, wier hutten zichtbaar
zijn door het dichte geboomte, komen naar het strand geloopen om ons
te zien. Er ging eene geweldige branding langs het gansche eiland:
het was niet mogelijk daar te landen.
Dien eigen avond kregen wij Vahitahi in het gezicht. Dit eiland is
niet anders dan een uitgestrekt rif, ter nauwernood boven de golven
verheven, met drie groote, boschrijke eilandjes in het noordwestelijk
gedeelte. Voor de schepen, die van het oosten komen, is dit een der
gevaarlijkste punten van den geheelen archipel, want het rif heeft
aan deze zijde eene zeer aanzienlijke oppervlakte, en zelfs bij een
zeer helderen nacht zou he
|