en verzorgt mijn paard; en toch wil hij wetten
maken voor mij...!"
Wat de verhouding tusschen het blanke on het zwarte ras betreft,
is Zuid-Carolina wel de ongelukkigste staat van de geheele Unie. In
Louisiana wegen de beide rassen ongeveer tegen elkander op. Na verloop
van negen of tien jaar, zal de schaal waarschijnlijk ten voordeele
van de blanken overslaan, want hun aantal wast aanhoudend, terwijl
dat der negers afneemt. Zelfs in Mississippi is de meerderheid der
kleurlingen niet groot: zeven zwarten tegen zes blanken. In geen
dezer beide ongelukkige staten is het afrikaansche element zoo
overwegend, dat elke strijd bij de stembus hopeloos moet worden
geacht. In Zuid-Carolina is dit anders. Hier is het overwicht van
het afrikaansche element volkomen: de neger en zijn bastaardbroeder
de mulat heerschen hier oppermachtig.
Volgens de laatste volkstelling, zijn er in Zuid-Carolina tien
zwarten tegen zeven blanken. In zeven graafschappen hebben de
blanken eene belangrijke, in drie andere een zwakke meerderheid;
maar in de twee-en-twintig overige graafschappen hebben de negers eene
verpletterende meerderheid. In de graafschappen Richland en Charleston,
staan zij als twee tegen een. In de bayous en de savannahs hebben de
kleurlingen bijna geheel de blanken verdrongen. In het graafschap
Beaufort telt men bijna zes negers tegen een blanke; in dat van
Georgetown, bijna zeven. De graafschappen Greenville, Anderson en
Spartanburg mogen blanke geleerden, advokaten en grondbezitters naar
de Kamers afvaardigen; maar de stem van een Trenholm of een Russell
heeft niet meer waarde dan die van een neger uit de moerassen; en voor
iederen Trenholm of Russell in het Parlement van Zuid-Carolina, zijn
er drie negers uit de moerassen. Wat vermag, onder de heerschappij
van zulk eene verstandige en billijke wet van gelijkheid, door de
federale troepen stipt gehandhaafd, de blanke volkplanter?
Het vooruitzicht is voorwaar somber genoeg, en toch vreezen de
burgers van Zuid-Carolina dat hun nog erger dingen te wachten
staan. De uitgestrekte gordel van moerassen en savannahs, die
van kaap Fear tot den Mississippi, en weder van dezen stroom tot
Saint-Andrew's-Sound reikt, schijnt voor de Afrikanen een nieuw
vaderland te zijn geworden. Daar leven en tieren en vermenigvuldigen
zij; en zoo de negers voor eene bepaalde streek binnen dien gordel
eene zekere voorkeur toonen, dan is het voor de heete en vochtige
landstreek tusschen Columbia en de
|