ze gierige bloedzuigers
van zich af te schudden. Mochten deze landen, vroeg of laat, op
nieuw een crisis hebben te doorleven, als in de jaren 1848 en 1849,
dan zou, buiten eenigen twijfel, de woede van de boeren zich niet
tegen de Magyaren, maar tegen de Joden keeren. En wanneer dan, door
eene onder eigenaardige invloeden staande pers, het medelijden en de
sympathie van westelijk Europa zal worden ingeroepen, dan zal het, als
ook nu in dergelijke gevallen, niet zijn voor de ware slachtoffers,
maar voor de koele, gewetenlooze beulen, wie eindelijk de gerechte
wraak heeft achterhaald en die toch aan het goed geloovig publiek als
onschuldige martelaars worden voorgesteld, ten wier behoeve zelfs de
diplomatie haar invloed moet laten gelden!
Doch als het op pret maken aankomt, dan vergeet de Rumenier gaarne
voor een dag zijn ellende en zijn wrok. Eens, op een zondag, had ik
het genoegen, de walachijsche dansen bij te wonen, en ik geloof niet,
ooit zoo veel geestdrift, zoo veel opgewektheid te hebben gezien,
als misschien bij de negers op de Antillen. De balzaal was alles
behalve ruim: het was er zoo heet en zoo benauwd, dat men dreigde
te stikken; zelfs den rustigen toeschouwers droop het zweet van het
gelaat; maar de groepen van sierlijk uitgedoste dansers sprongen on
draaiden en huppelden onvermoeid. De ruimte was zoo beperkt voor de
talrijke menigte, dat de paren bijna niet van hun plaats kwamen, en
dat men door koene sprongen in de hoogte vergoeding moest zoeken voor
wat in de breedte ontbrak. Maar dat hinderde niet: de rythmus van den
dans leed er niet onder: boven de bont gekleurde, schier verbijsterende
werveling van rokken en buizen, wiegelden in snelle beweging rustelooze
armen en hoofden. De hartstochtelijke pret was zoo aanstekelijk,
dat ik zelf bijna in dezen onweerstaanbaren dans werd medegesleept.
Dien dag dansten de Magyaren ook. Hoewel de nabuurschap het verschil
van zeden en gewoonten voor een groot deel heeft uitgewischt,
en hoewel de mannen der beide rassen de hongaarsche csarda dansen,
meende ik toch een zeker onderscheid op te merken. Het kwam mij voor,
dat de Walachen meer natuurlijke bevalligheid bezitten, terwijl de dans
der Magyaren minder levendig, doch misschien waardiger en ernstiger
is. De hongaarsche danser is zeer beleefd, zeer galant; maar men zou
zeggen, dat zijne beleefdheid niets meer dan een vorm is: eigenlijk
schijnt hij zich weinig om zijne danseres te bekommeren. Boven alles
schijnt
|