ij zou in de herinnering des volks zijn blijven voortleven
als een wreker der verdrukte onschuld, als een strijder voor recht
en vrijheid, die het land doortrok om de geweldenaars te straffen
en de onschuldigen te verdedigen. Ongelukkig sneuvelde hij niet,
en wist zelfs te ontsnappen uit de vesting, waarin de Regeering hem
opgesloten had. Nu weer eenvoudig boosdoener geworden, stelde hij
zich aan het hoofd van eene bende dieven en moordenaars; en toen bet
eindelijk gelukte hem te vatten, bleek hij het bagatel van eenige
duizenden misdaden op zijn geweten te hebben: een last trouwens,
dien hij zonder de minste moeite droeg. Men moest er wel toe komen,
om den grooten man op te sluiten, en der gevangenis van Szamos-Ujvar
viel de eervolle onderscheiding te beurt, dezen vorst der bandieten
binnen hare muren te ontvangen. Misschien waren het wel vrienden en
bewonderaars van Rosza Sandor, die, toen de cholera op het hevigst
woedde, wisten te bewerken dat in drie steden van Hongarije de
gevangenen op vrije voeten werden gesteld, onder voorgeven dat de
epidemie in de kerkers een brandpunt zou kunnen vinden, van waar zij
zich verder door het land zou verspreiden! Is dit zoo, dan hebben
de Armeniers van Szamos-Ujvar zich verstandiger getoond en het oor
gesloten voor dergelijke inblazingen: althans Rosza-Sandor zit nog
achter slot.
V.
De kleine wandelingen in den omtrek van Kolosvar zouden weldra
gevolgd worden door eene langdurige reis in de bergen van westelijk
Zevenbergen. Wij zouden met ons drieen die reis ondernemen, drie
vrienden, allen evenzeer begeerig naar het genot der vrije schoone
natuur. Ons klein gezelschap was, wat de verscheidenheid der talen
aangaat, eenigermate een beeld in miniatuur van wat Zevenbergen in het
groot is. De een, een echte Magyaar, hoewel hij een kroatischen naam
draagt, sprak met den een zijner reismakkers in zijne moedertaal, met
den ander in het duitsch; de tweede, ook een Magyaar, maar het duitsch
slecht meester, sprak rechts in het hongaarsch, links in het fransch;
de derde, Franschman van afkomst en taal, bediende zich beurtelings
van het fransch en het duitsch; wanneer wij een boer tegenkwamen,
bijna altijd een Rumenier, moesten wij onze toevlucht nemen tot de
walachijsche taal, die maar door een onzer gesproken werd. Wij waren
maar met ons drieen, en toch hadden wij vier talen noodig, anders
moesten wij ons met gebarenspraak behelpen.
Ondanks de cholera, was Kolosvar voor ons het aa
|