tijd vertoeft, wordt de toegang tot
de straat Saint-Louis aan niemand vergund; evenmin wordt iemand in de
Koningsstraat toegelaten, behalve de berichtgevers der dagbladen, de
dienstdoende officieren, en de van een toegangskaart voorziene leden
der Kamer. Potter, lid van de door het Congres benoemde commissie,
toont zijn kaart: vergeefs: de toegang tot het Kapitool wordt hem
geweigerd. Mac-Enery en Wiltz, die er prijs op stellen officieele
getuigen te hebben, noodigen ook de beide andere leden der commissie,
Forster en Phelps, uit, om met Potter bij de opening der zitting
tegenwoordig te zijn. De drie leden verschijnen gezamenlijk: de
schildwachten drijven hen terug. Als voorzitter der commissie, laat
Forster een hoofdofficier roepen, die, na eenige woordenwisseling,
hun vergunt door te gaan, maar volstrekt weigert, de heeren die hen
volgen mede door te laten.
Even voor twaalf uur, verschijnen de conservatieve leden en corps in
de Koningsstraat, en begeven zich naar den ingang van het Kapitool; de
dienstdoende officier houdt hen staande, en verlangt hunne papieren te
zien. Vier hunner, die geen toegangskaarten hebben, worden afgewezen,
tot dat nader omtrent hunne toelating zal zijn beslist. De anderen
vervolgen hun weg door gangen, met soldaten bezet, door kamers,
vervuld met den stank van slechte sigaren en whisky. Afdeelingen
policie-agenten, met knuppels en revolvers gewapend, bewaken de
deuren, en weigeren de toegangen tot de vergaderzaal te ontruimen. Zij
beweeren, dat generaal Campbell hun hunne posten heeft aangewezen, en
zoo lang hij hen niet afroept, mogen zij zich niet verwijderen. Foster
en Phelps houden van dit een en ander zorgvuldig aanteekening.
Voor Wiltz is het nu niet langer twijfelachtig, of, wanneer bedrog
niet mocht slagen, de scalawags tot geweld hun toevlucht zullen nemen;
en Mac-Enery is evenzeer overtuigd dat zij daarbij op de hulp der
federale officieren kunnen rekenen. Een enkel driftig woord, een enkele
ondoordachte stap, kan eene noodlottige botsing uitlokken. "Laat ons
vastberaden en spoedig handelen", fluisteren de burgers elkander toe;
"bovenal, laat ons strikt binnen de palen der wet blijven."
Met klokslag van twaalven begint Vigers de presentielijst af te
lezen; twee-en-vijftig republikeinen en vijftig conservatieven zijn
tegenwoordig.
"Honderd-twee leden zijn present; de vergadering is wettig
geconstitueerd!" roept Vigers, wiens stem bijna door het geschreeuw
en gejoel der ne
|