eene deftige houding aan, en hief majestueus zijn
stok in de hoogte, om de arbeiders tot ijver aan te sporen. Men zegt
echter van hem, dat hij zeer lui is, en dat hij van elke afwezigheid
van den landheer en den rentmeester gebruik maakt, om zijn onderdanen
het voorbeeld van volslagen werkeloosheid te geven: maar dit kleine
gebrek daargelaten, verdient hij niets dan lof. De noodlottige
bedwelming van het gezag is hem niet naar het hoofd gestegen. Zijn
paleis onderscheidt zich ter nauwernood van de andere huisjes, en
zijn vermoedelijke opvolger brengt, even als de andere jongelieden
van het dorp, Tsiganen of Walachen, den nacht door in de open lucht
nabij een loods; alleen als het des winters sneeuwt of stormt zoekt
hij eene schuilplaats in de ouderlijke woning.
Het is niet gemakkelijk, de eigenlijke meening van den Tsigane
te doorgronden, want hij is het altijd eens met dengeen, die hem
ondervraagt. Buigzaam en onderdanig, wacht hij met zijn oordeel te
zeggen tot dat de aanzienlijke en machtige gesproken heeft; maar wie
weet, welk ondoorgrondelijk geheim hij in zijn hart bewaart? Misschien
heeft hij ook eene eigen godsdienstige overtuiging; maar hij heeft
zoo dikwijls van geloofsbelijdenis moeten wisselen, naar gelang zijn
meesters dat wilden, dat hij in 't eind de eenvoudigste partij gekozen
heeft: die van de heerschende godsdienst des lands te belijden, waar
hij zich bevindt. Als hij van woonplaats verandert, verandert hij ook
van geloofsbelijdenis; nu eens behoort hij tot den griekschen, dan
tot den latijnschen ritus. In ons dorp waren de Tsiganen Calvinisten,
en lieten er zich vrij wat op voorstaan dat zij tot dezelfde kerk
behoorden als de magyaarsche adel des lands. Zij beschouwden zich
ook als verheven boven hunne buren de Walachen.
Dezen, de afstammelingen der oude Daciers, vormen de meerderheid
der bevolking in de vallei van den Szamos, zoo als in het grootste
gedeelte van Zevenbergen. Bovendien hebben zij zich vermenigvuldigd
ten koste der Magyaren; men vindt onder hen een aantal boeren,
wier namen zuiver hongaarsch zijn gebleven, maar die de taal hunner
voorouders geheel vergeten hebben, en zoowel door hun spraak als
door hun zeden echte Rumeniers zijn geworden; zelfs de magyaarsche
dorpelingen, die zich hunner afkomst nog bewust zijn, en die onder
elkander hunne moedertaal nog in al hare zuiverheid spreken, hebben
toch de levenswijze der Rumeniers aangenomen. In Zevenbergen doet zich
een verschijnsel voo
|