agen zijn meest allen versierd met een grieksch kruis, en
afkomstig uit de vierde of vijfde eeuw onzer jaartelling; maar tot
onzen spijt zijn zij allen aan de hoeken gebroken: blijkbaar hebben
de barbaren deze graven geschonden. Bijna alle sarkophagen zijn dus
of ledig of met aarde gevuld. Vermoedelijk was dit hier eene voorstad
van Salona, daar het niet waarschijnlijk is dat de Christenen hunne
dooden binnen de muren der stad mochten begraven.
Eindelijk wordt een ongeschonden sarkophaag ontdekt, die nog zijn
zegels, met het jaartal 437, behouden heeft. "Toen Honorius en
Theodosius consuls waren, de eerste voor de zevende maal, de tweede
voor de tweede maal" ... zoo luidt de aanhef van het opschrift. Niet
zonder aandoening zien wij, hoe de arbeiders, op eene knie liggende,
den hefboom tusschen den sarkophaag en het deksel schuiven; al de
landlieden hebben den arbeid gestaakt en zich op de aardhoopen en
heuveltjes gegroept, om getuigen te zijn van hetgeen hier voorvalt;
de vrouwen, met den korf op het hoofd, houden haar oogen gevestigd
op de groep in het midden. Het deksel heeft losgelaten: het is nog
ongeschonden en wordt zachtkens op den grond nedergelegd; maar het
regenwater is langzamerhand in de lijkkist doorgedrongen en heeft haar
tot den rand gevuld. Het water wordt uitgeschept, en nu vertoont zich
een geraamte benevens stukken aardewerk: verder bevat de sarkophaag
niets. Professor Glavinich kopieert het opschift, dat hij echter
niet ontcijferen kan; volgens hem, zijn er maar twee mannen, die deze
letters kunnen lezen: Mommsen te Berlijn en Leon Renier te Parijs.
Inmiddels gaat men met de opgravingen voort; de gansche begraafplaats
is reeds ontbloot, en wij wandelen door de ruimte rond. Hetgeen
wij van elders omtrent de inrichting der antieke nekropolen weten,
stelt ons in staat ook hier de bestemming der bijzondere gedeelten
te onderkennen. Daar werden de lijken gewasschen, eer ze in het graf
werden bijgezet; daar werden zij voor het altaar nedergelegd, en kwamen
de bloedverwanten en vrienden hunne gebeden uitstorten. Wij zijn er
echter niet zeker van, of zich onder den bodem van de begraafplaats
niet nog eene onderaardsche krypt bevindt; want in een der hoeken
van de nekropolis hebben de arbeiders een gewelf geopend en bogen van
romeinschen oorsprong ontbloot, die aantoonen dat daar eene belangrijke
uitgraving moet aanwezig zijn. Wij zien eene zwarte opening, maar zij
is nog te klein om te kunnen nagaan, wat
|