ndigen: hij liet
mitsdien de stad geheel herbouwen. Tot omstreeks de helft der vijfde
eeuw, alzoo gedurende ongeveer honderd-vijftig jaar na den dood van
Diocletianus, ondergaat zij weinig verandering; maar in 481 maakt
Odoaker, Koning der Herulen, zich van de stad meester en verwoest
haar. In de zesde eeuw valt zij in handen van Totila, den Vorst der
Gothen, tot zij in 535 door Keizer Justinianus wordt heroverd. Zij is
nu op nieuw eene romeinsche stad; haar verwoeste muren worden hersteld
en van nieuwe versterkingen voorzien; en nauwelijks weder uit haar
verval opgeheven, weerstaat zij met goeden uitslag twee belegeringen,
door de soldaten van Vitiges en door Totila. Van Salona vertrekken, in
544 en 552, de beroemde grieksche veldoversten Narses en Belisarius,
om Italie aan de handen der barbaren te ontrukken; gedurende bijna
eene eeuw geniet de stad nu eene betrekkelijke veiligheid; maar de
inwoners, in stede van zich in den wapenhandel te oefenen en tot
de onvermijdelijke worsteling voor te bereiden, leven in zorgelooze
weelde en verbrokkelen hunne kracht in onderlinge partijschappen. Zoo
nadert haar laatste ure. In 639 veroveren de Avaren Clissa, een sterke
rotsvesting, die Salona beheerscht; de stad zelve biedt nauwelijks
wederstand; zij wordt vermeesterd, geplunderd, en voor de laatste maal
aan de vlammen prijs gegeven;--zij stond niet weder uit haar asch op.
Bezoeken wij nu haar graf. Sedert zeventien dagen is men met de
opgravingen bezig; een veertigtal werklieden spitten den grond
om, en de vrouwen van Salona voeren de aarde weg in korven, die
zij op het hoofd dragen. Bij afwezigheid van den directeur, is de
katholieke pastoor van het dorp met de leiding der werkzaamheden
belast. Wij vinden hem bij de opgravingen; een geneesheer, die te
paard voorbij komt rijden, houdt, ons gezelschap ziende, stil, en
voegt zich bij ons. Er is een gelukkige ontdekking gedaan: op een
diepte van zes tot acht el onder den bebouwden grond, heeft men eene
begraafplaats gevonden, waarvan de aanleg nog duidelijk te herkennen
is, met den kleinen ronden tempel, waar de lijken werden gewasschen
en toebereid. De steenen kuip ligt op den grond: de voetstukken der
dorische zuilen zijn ongeschonden, de schachten zijn ter hoogte van
een el afgebroken. De sarkophagen zijn, in vrij grooten getale,
hier en daar verspreid: allen zijn zeer eenvoudig van vorm. Wij
bevinden ons op eene christelijke begraafplaats uit de eerste eeuwen:
de sarkoph
|