dat hier
eene nieuwe stadswijk in wording is. Men heeft eene nieuwe haven
aangelegd; er is sprake van een spoorweg, en men wijst mij reeds de
plek, waar het station zal komen te staan.
Echter is dit gedeelte der stad nog bijna geheel verlaten; door de
reten onzer zonneblinden zien wij de vrouwen van Spalato, die op het
plein witte lakens uitspreiden, waarop zij het zaad van turksch koren
uitstrooien om te drogen; verder is er geen leven of beweging in deze
buurt te ontdekken.
Ons eerste bezoek geldt natuurlijk de oude stad en het paleis van
Diocletianus. Wij gaan door de smalle straten en stegen tusschen het
nieuwe gedeelte en de omwalling van het paleis, en bevinden ons weldra
op het plein der Signoria, het voornaamste plein der stad, vrij ruim,
omzoomd door koffiehuizen, winkels en monumenten van weinig beteekenis,
of die althans hun eigenaardig karakter door herhaalde verbouwing en
verandering verloren hebben. Hier is het hart der eigenlijke stad,
de wandelplaats, het algemeene vereenigingspunt, het centrum der
beweging. Dit plein verschilt niet wezenlijk van dergelijke pleinen in
de andere kuststeden: alleen mist men hier een dier fraaie italiaansche
loggie of dier schilderachtige venetiaansche raadhuizen, die wij te
Pola, te Zara en te Sebenico hebben bewonderd. Aan de zuidzijde van
het plein bevindt zich de oude IJzeren-poort van het paleis.
Wij gaan onder een hoogen rijk versierden booggang door: daar eindigde
de galerij of portiek, die, evenwijdig met de kust loopende, van de
IJzeren-poort naar de Bronzen-poort, tegenwoordig de kerk van den
Goeden Dood, voerde. Van deze portiek is niets meer over, dan hier
en daar nog enkele sporen in het inwendige der huizen, die er tegen
aangebouwd zijn, en den wijden doorgang zoo zeer vernauwd hebben,
dat ge u in een der stradine van Venetie waant. De richting is
echter dezelfde gebleven: de smalle straat loopt nog heden van de
IJzeren naar de Bronzen-poort. De huizen zijn hoog; de zon kan nooit
in deze straat doordringen; zij gelijkt bijna een reusachtigen put,
langs welks wanden vensters met balkons zijn aangebracht, van waar
ziekelijke, kwijnende planten afhangen, dorstende naar een weinig
frissche lucht en een weinig zonneschijn.
De smalle bedompte straat volgende, komen wij aan het Domplein, het
oude forum van het paleis, waarop ook de portieken uitkwamen van den
Tempel en van het Mausoleum. De beide, door zuilengangen omzoomde
wegen, die het gansche paleis in
|