rdere in half doorschijnende schemering laat, welke nauwelijks
het fijne beeldhouwwerk doet herkennen. De zware entablementen werpen
breede en diepe schaduwen af, waartegen hier en daar de omtrekken der
vergulde engelen op de baldakyns uitkomen; in de nissen en kapellen
flikkeren de lampen voor het beeld der Madonna; versierde caissons,
groote crucifixen, verguld snijwerk en reliefs van hout, zilveren
lampen, door den tijd geel gekleurd, edele steenen in de altaren,
schitteren hier en daar als lichtende stippen in het geheimzinnig
halfdonker. De kerk schijnt ledig; eene enkele oude vrouw ligt in
de schaduw nedergeknield en murmelt met eentonige klagende stem
hare gebeden.
Driemaal hebben wij daar lange uren gesleten, in de nis rechts
van den ingang zittende en schetsen makende; het was zeer donker;
niettegenstaande het op den vollen middag was, moest de koster twee
kaarsen ontsteken, om daarbij te kunnen teekenen. Duizenden insekten,
vleermuizen, nachtvogels zelfs, daalden van het donkere gewelf en
snorden en zwermden om onze ooren en verzengden hun vlerken aan de vlam
der kaarsen; de koude vochtigheid drong tot op het gebeente door. De
sombere indruk werd nog verhoogd door een klagend geluid, een half
gesmoorden zucht, een doffen snik, nu en dan uit de schemering tot
ons komende: daar lag eene vrouw of een grijsaard ter aarde gebogen
en stortte hier het hart uit voor Hem, wiens oog door de duisternissen
henen dringt en wiens oor de stem der klagenden hoort, van waar zij ook
moge opgaan. Dan gevoelden wij toch ook, dat het hier heilige grond is.
Als wij, uit de kathedraal komende, het plein oversteken en een nauw
steegje inslaan, bevinden wij ons weldra tegenover het kleine monument,
dat algemeen onder den naam van het Mausoleum bekend is, hoewel
het volgens sommigen een tempel van Esculaap zou zijn geweest. Het
gebouw heeft den vorm van een parallelogram van acht el breedte bij
eene lengte van elf en een half el. Het is betrekkelijk goed bewaard
gebleven; de portiek echter, die den toegang tot den tempel vormde
en die veertien treden boven den grond verheven was, is verdwenen.
Het inwendige ontving al zijn licht door den ingang; de muren zijn
naakt; aan drie zijden loopt een rijk bewerkte kroonlijst, waarop het
uitnemend goed bewaarde gewelf rust. De basreliefs der fries stellen
amors, wijngaardranken, offervazen, leeuwen en luipaarden voor; naar
deze attributen te oordeelen, zou men veeleer denken aan een tempel
|