voor den god des wijns dan voor dien der geneeskunde. Voor den ingang
staat een antieke sarkophaag, met beeldhouwwerk versierd en blijkbaar
uit denzelfden tijd als de tempel afkomstig. Onder verschillende
allegorien herkent men duidelijk de afbeelding van den strijd van
Meleager met het wilde zwijn. De sarkophaag komt waarschijnlijk van
Salona; onderscheidene geleerden hebben gemeend, dat het basrelief
eene zinnebeeldige voorstelling was van den dood van Arius Aper, den
moordenaar van Numerianus, die door Diocletianus, toen nog generaal,
doch straks Keizer, ten aanschouwe van het geheele leger, met eigen
hand werd geveld. De overlevering verhaalt, dat eene priesteres der
druiden hem het keizerlijk purper had voorspeld, als hij een wild
zwijn (aper) zou hebben gedood; de italiaansche archeoloog Lanza
heeft zelfs op dien grond beweerd, dat deze sarkophaag eenmaal het
stoffelijk overschot van Diocletianus moet hebben bewaard. Zoo als
ik reeds zeide, dient het gebouw tegenwoordig nog voor doopkapel;
waarschijnlijk heeft het daaraan zijn behoud te danken.
Dit zijn de voornaamste overblijfselen van het beroemde paleis;
maar volstrekt niet de eenige. De gansche oppervlakte, eenmaal door
de keizerlijke residentie ingenomen, is thans bebouwd met nauwe en
donkere straten. Behalve de kathedraal, bevinden zich nog drie kerken
binnen deze ruimte; en wie nauwkeurig alle sporen en overblijfselen
wil nagaan, waarop de oudheidkundigen hunne voorstellingen van
het paleis ten tijde zijner heerlijkheid gegrond hebben, moet niet
alleen dit gansche terrein onderzoeken, maar moet ook in de huizen,
op de binnenplaatsen en zelfs tot in de kamers doordringen. Op een
bovenverdieping, achter een bed, op een trap, in een kast, vertoont
zich soms eensklaps een korintisch kapiteel; elders steekt een zuil
half uit den muur; ginds wederom is het een basrelief of een deel van
een muur, die dikwerf het spoor wijzen tot belangrijke ontdekkingen.
Wij verlaten het paleis door de Gouden-poort, die wij bereiken door
de straat, welke op het Domplein uitkomt, ten einde te volgen. De
afbeelding op bladz. 120 ontslaat mij van alle verdere beschrijving. De
poort waarvan de voet tegenwoordig eenige ellen in den grond begraven
is, was vroeger ongetwijfeld een prachtig monument; de nissen, waarvan
de sporen nog zeer duidelijk zijn te herkennen, waren oorspronkelijk
met standbeelden versierd, die, zoo als men zegt, naar Venetie zijn
overgebracht. Tijdens het v
|