zuilen van korinthische orde,
uit een enkel blok oostersch graniet gehouwen, en zeven el hoog, dragen
een bij uitstek rijk bewerkt entablement van kolossale afmetingen,
dat in zijne overmatige versiering duidelijke sporen toont van het
verval der kunst. Op dit entablement rust eene galerij, mede met acht
kleinere zuilen versierd, waarvan vier uit porfier en vier uit graniet,
die eene kroonlijst dragen, waarop het gemetselde gewelf rust.
Het geheel is grootsch en eenvoudig; het eenige gedeelte dat,
behalve het entablement, van te groote overlading getuigt, is eene
fries op de bovengalerij, die om het geheele gebouw loopt en in
eene reeks medaillons eene menigte bas-reliefs bevat, jachten,
wedstrijden, herten, leeuwen, spelende amors, busten van Diana
enz. voorstellende. De tempel is duister, hoewel men er, toen hij
voor de christelijke eeredienst werd ingericht, eenige nieuwe
vensteropeningen in gemaakt heeft; maar oorspronkelijk ontving
hij al zijn licht door een soort van venster, boven den ingang
geplaatst. Intusschen verhoogt dit halfdonker zeer het effect.
Onder den tempel bevindt zich een onderaardsche krypt, die de
geheele ruimte inneemt en zeer goed bewaard is gebleven; het is niet
gemakkelijk uit te maken, waarvoor zij eigenlijk bestemd was.
Bij de inrichting van den tempel voor de katholieke eeredienst, heeft
men ook boven in den koepel eene opening aangebracht. Voor de plaatsing
van het hoogaltaar, heeft men gebruik gemaakt van de cella tegenover
den ingang, waarin het beeld van den god moet gestaan hebben; verder
is een deel van den zijmuur weggebroken en een zijgebouwtje van den
tempel tot kapel ingericht. De preekstoel, een heerlijk kunstwerk uit
de veertiende eeuw, staat links van den ingang, en in elk der nissen
tusschen de pilaren ziet men een altaar. De vloer van den tempel is
onveranderd gebleven, slechts is het achterste gedeelte een paar treden
verhoogd; de ruimte rechts en links van het hoogaltaar wordt door het
koor ingenomen; in de hoeken verheffen zich fraaie gothische monumenten
van gesneden hout, die de beide altaren moeten beschermen, in de
twee nissen van den ronden muur geplaatst. De houten balkons boven
de entablementen op de beide verdiepingen zijn veel later aangebracht.
De tijd heeft het marmer donker gekleurd en de glans van het porfier
gedoofd; een enkel venster laat een breeden straal van licht door,
die sommige gedeelten van het inwendige in helderen glans hult, maar
het ve
|