anderd.
Diocletianus liet omstreeks 295 met den bouw van het paleis beginnen:
hij deed afstand in 304; en als wij de kroniek van Eusebius mogen
gelooven, leefde hij te Spalato tot in 313, het jaar van zijn
dood. Welke lotgevallen onderging zijne vorstelijke woning sedert
dien tijd?
De vierde eeuw is de eeuw van de invallen der barbaren. Het ten
ondergang neigende romeinsche rijk wordt, na den dood van Theodosius,
voor goed in tweeen gesplitst: Honorius ontvangt voor zijn deel
Dalmatie met de andere westelijke provincien. Gansch Illyrie wordt
echter weldra de prooi der Hunnen, der Gothen, der Visigothen, en
tweemaal binnen den loop van eenige jaren levert Alarik het gansche
land aan de verwoesting over. Op de Hunnen volgen de Vandalen; op
Alarik en Attila volgt Genserik. Marcellinus, de vertegenwoordiger
van het Westersche rijk, waartoe Dalmatie heet te behooren, slaagt
er echter in, de geheele provincie te heroveren, terwijl Rome zelf
in de handen valt der barbaren.
Het paleis werd natuurlijk door deze vreemde horden niet gespaard:
de tempels en schatkamers werden geplunderd, alles wat eenige
waarde had of door fraaie bewerking uitmuntte, werd de buit der
barbaren. De beelden der goden lagen, verminkt en geschonden, hier
en daar verspreid; de sarkophagen werden opengebroken; Salona,
de naburige stad, door Diocletianus geheel herbouwd, verfraaid en
versterkt, werd der plundering prijs gegeven. Niettemin bood zij haar
aanvallers heldhaftig weerstand, en weldra herleefde zij uit haar asch.
In het begin der vijfde eeuw heeft men de keizerlijke residentie van
Spalato herschapen in een soort van gesticht of college voor vrouwen,
waar de jonge meisjes wol komen spinnen en weven om de kleederen der
krijgslieden te vervaardigen, onder de leiding van den Procurator
gynecii Jovensis Dalmatiae Aspalato. Langzamerhand keert de vrede
terug; het paleis wordt gerestaureerd en weer tot keizerlijke woning
ingericht ten behoeve van Marcellinus, en na hem van Glycerius en
Julius Nepos (475). Maar Odoaker, die zich bereids van Italie heeft
meester gemaakt, doet een inval in Dalmatie, dat nu het slagveld wordt,
waarop de Herulen en de Oost-gothen, onder aanvoering van Odoaker en
Theodorik, elkander de heerschappij betwisten.
Theodorik roept de Gothen en de Slaven te hulp, en de steden, die bij
de eerste invallen waren gespaard gebleven, worden thans verwoest:
het nauwelijks herstelde paleis valt op nieuw in handen der barbaren,
|