en Salona, de rijke stad, wordt ten tweeden maal geplunderd en aan
de vlammen prijs gegeven. Wederom gelukt het Keizer Constantius de
provincie te bevrijden en de Gothen te verdrijven: maar de rust is
slechts tijdelijk. Lombarden en Avaren overstroomen op hunne beurt
het geteisterde land, dringen in Salona door en verwoesten de groote
stad zoo volkomen, dat er zelfs geen spoor van overblijft. Van Salona
trekken zij naar Spalato, en bestormen nog eenmaal die oude, beroemde
muren, die zoo veel aanvallen hebben weerstaan.
De zevende eeuw is getuige van de geboorte der stad Spalato, en
daarmede valt tevens samen de groote verandering en herschepping van
het paleis van Diocletianus. De barbaren hebben op hun weg alles
verwoest: er is geen tempel meer te vernielen, geen stad meer te
verdelgen, geen dorp meer te verbranden: het land is bijna eene
wildernis geworden. Aan de eene zijde zijn zij zuidwaarts afgetogen
naar het tegenwoordige Albanie; aan de andere zijn zij langs de kust
voortgetrokken, door Kroatie, Istrie en Frioul; zij hebben Aquilea
en Altino verwoest, Padua geplundert, en de bewoners der kuststreken
uitgedreven naar de lagunen, om daar den grond te leggen voor die
machtige republiek Venetie, die hare heerschappij vestigde op de
golven der Adriatische-zee.
Het schijnt dat de volkerenstroom eindelijk is uitgeput; de inwoners
van Salona, die driemaal de wijk hebben genomen in de bergen en
op de eilanden der Adriatische-zee, komen uit hunne schuilhoeken
te voorschijn, en zoeken de plek op, waar eenmaal hunne geliefde
geboortestad stond. Aan dien dierbaren grond gehecht, willen zij
van de oude bekende plek niet scheiden; doch hunne vaderstad is
niets meer dan een ruine, een vormelooze aschhoop: zij willen dan
voor 't minst onder denzelfden hemel leven, in de schaduw derzelfde
bergen, aan den oever derzelfde zee, waarvan de frissche adem hun
tegenwaait. Zij zoeken eene schuilplaats in de bouwvallen van het
paleis van Diocletianus. De muren zijn zwaar en dik; zij hebben
herhaaldelijk weerstand geboden aan de aanvallen der barbaren: hier
is eene sterke vesting, die gemakkelijk kan verdedigd worden. De
uitgewekenen vestigen hunne woningen in de portieken, in de galerijen
en voorhoven, in de tempels, waaruit de goden verdwenen zijn; als
schuchtere vogels, door den storm voortgedreven, hechten zij hunne
nesten aan de kroonlijsten en verbergen hun kroost in de spleten en
scheuren van het groote monument, onder de arc
|