op
eene hoogte; de platte, lage huizen worden beheerscht door eene
kolossale ruine. De minaret van eene voormalige turksche moskee,
tot heden gespaard, verheft zich hoog boven de huizen, en teekent
zich scherp af tegen den donkeren achtergrond der fraaie bergen. Het
is Zondag, en er heerscht overal groote drukte. In geen andere plaats
van Dalmatie verdient het kostuum, hoezeer eenvoudig en sober, in die
mate de aandacht. Alle vrouwen van zekeren leeftijd bedekken zich het
onderste gedeelte van het gelaat; even als de Jodinnen van Marokko,
dragen zij dubbele valsche tressen, die zij met roode of groene
linten boven op het hoofd vaststrikken en doorvlechten. De groote
halsdoeken zijn helder wit als sneeuw, versierd met eenvoudige,
maar zeer smaakvolle borduursels; haar beenen steken in geborduurde
slopkousen; en over het donkerblauwe overkleed, met levendige kleuren
gestikt, dragen zij den fraai gestikten zak, waarin zij alles bergen
wat zij koopen of bij zich hebben.
Des morgens ten acht uur waren wij van Knin vertrokken, en kwamen
ten twaalf uur te Dernis, dat tweeduizend zielen telt. Een uur later
vertrokken wij weder. Aanvankelijk ging de weg bergopwaarts, om
vervolgens weder naar de vlakte af te dalen. Daar begint de woestijn
op nieuw, naakt en dor en vol steenen: een landschap als in Arabie
of in sommige streken van Bretagne, waar de grauwe dolmens alleen de
troostelooze doodsche eenzaamheid breken. De mensch kan den strijd met
zulk eene natuur niet aanvaarden, en men behoeft deze streken slechts
aan te zien, om te begrijpen waarom zij zoo schaarsch bevolkt zijn.
De aankomst te Sebenico zal niemand licht vergeten. De bergketenen,
die van de hoofdketen uitgaan, nemen, naarmate zij de kust naderen, in
hoogte toe, en eindigen meestal in een hooge kaap of steilen kegel. Zoo
ook hier. Om de stad te bereiken, stijgt men aanhoudend, en men
treedt haar binnen door een kloof of opening tusschen twee grauwe
rotsen, van waar men, over Sebenico heen, de Adriatische-zee ziet,
bezaaid met eilanden en klippen. Van dit punt daalt de weg steil naar
beneden, langs twee hoog gelegen forten San-Giovanni en Santa-Anna.
Sebenico ligt eigenlijk niet aan de kust: de Adriatische-zee dringt
hier vrij diep het land in, door een smal kanaal, het kanaal van
San-Antonio genoemd; haar water vermengt zich met dat van de Kerka,
en vormt eene smalle en zeer diepe baai. Bij tegenwind is de stad van
de zeezijde zeer moeilijk te naderen. Ik heb
|