rdieping van de Loggia gevestigd, het oude paleis
der proveditoron, tegenwoordig een societeit. Het is Zondag, en de
stad heeft een feestelijk aanzien; de straat voor het koffiehuis
is geheel bezet met tafeltjes. De kathedraal van Sebenico, die eene
andere zijde van het plein inneemt, is door geheel Dalmatie beroemd;
zij werd in 1415 begonnen en in 1555 voltooid. Ongelukkig hapert
het der kerk aan eenheid; ook is het onmogelijk, een goed overzicht
te krijgen van den voornaamsten gevel, die op een klein pleintje
uitkomt. De kathedraal bestaat uit een middenschip en zijschepen,
van den hoofdingang gescheiden door vijf pilaren, onderling door
bogen verbonden. Enkele bijzonderheden van den stijl uitgezonderd,
is deze dom toch minder opmerkelijk, dan ik mij, volgens de verhalen
der Dalmatiers, had voorgesteld. Vergeleken met andere christelijke
monumenten der provincie, is de kathedraal betrekkelijk van jongen
datum, en de stijl is ook niet zuiver genoeg om het gebouw tot type
te stempelen.
Wie Sebenico bezoekt, mag niet verzuimen naar de watervallen van de
Kerka te gaan, die zich een weinig ten noordwesten van de stad in de
golf stort. Men heeft twee-en-een-half uur noodig om, tegen den stroom
opvarende, met een der booten, welke in de haven gereed liggen,
den waterval te bereiken. Het is een vaart, die haar eigenaardige
schoonheid heeft. De rivier vloeit aanvankelijk tusschen twee rotsen,
en hare oevers zijn woest; na drie mijlen te hebben afgelegd, komt men
aan het meer, aan welks rand zich de kleine stad Scardona verheft,
die tweehonderd jaar geleden nog turksch was, en nog sporen heeft
overgehouden van de tegenwoordigheid der Muzelmannen. De reiziger
houdt echter te Scardona niet op, maar volgt den loop der rivier tot
aan den waterval, ongeveer een mijl van de stad verwijderd.
Het is niet gemakkelijk een boot te vinden, die mij naar den waterval
brengen kan; er moest een boodschap naar Vissovaz gezonden worden,
om ten behoeve van een vreemdeling, daar te trachten een boot te
huren. Om geen geheelen dag te verspillen, besloot ik den tocht
te vervolgen met de visschersboot, die ik te Sebenico gehuurd had,
hoewel de schippers een buitensporig hoogen prijs eischten.
De waterval is zeer fraai, en de omringende natuur is bevalliger
dan op eenig ander punt van Dalmatie. De Kerka vloeit hier over eene
bedding van zeer zachten, broozen kalksteen; in plaats van plotseling
uit eene hoogere in eene lagere bedding neder te st
|