orden
in een blauwachtig vocht gedoopt, uit plantaardige zelfstandigheden
bereid. De patient, wiens trekken van hevige smart getuigen, wordt
door drie of vier personen vastgehouden. De pijn is zoo heftig, dat de
operatie slechts gedurende zekeren tijd kan worden voortgezet, en dan
moet worden gestaakt. De zendelingen zijn er nog niet in geslaagd,
het tatoueeren af te schaffen. De kinderen, die onder hunne hoede
gebleven zijn, verlaten hen toch als het oogenblik gekomen is, waarop
zij deze traditioneele teekenen der manbaarheid moeten ontvangen.
De avondmaaltijd wordt gereed gemaakt. Paumea heeft aan boord van de
Vandreuil levensmiddelen gekocht, zoodat hij zijn gasten een feestelijk
onthaal bereiden kan.
Het hoofdbestanddeel van de gewone voeding der eilanders is de popoi,
een geelachtige koek, die van de vrucht van den mei (broodboom,
artocarpus incisa) gemaakt wordt. Als zij van versche vruchten bereid
is, heeft de popoi een zoetachtigen smaak; als de vruchten eenigen
tijd gestaan hebben, wordt de smaak eenigszins bitter. De bereiding
van de popoi geschiedt op de volgende wijze: de vruchten worden op
een vuur gelegd, dat voortdurend brandende wordt gehouden; uit de
schors stijgt een dikke rook op. De pit, te hard om gegeten te worden,
en de verbrande schil worden verwijderd; de geelachtige, kneedbare,
sponsachtige vrucht, die een flauwen smaak heeft, wordt daarna in een
houten bak of kuip gelegd en met een houten of steenen stamper tot deeg
gekneed, waarna dit deeg, in ronde gaten van meer dan een el diep,
in den grond begraven wordt. De wanden dezer kuilen zijn met breede
banaanbladeren bekleed, om de aanraking met den grond te beletten. Als
de kuil vol is, wordt hij met aarde en steenen bedekt; op die wijze
blijft de popoi goed bewaard; van tijd tot tijd wordt dan de noodige
hoeveelheid voor het gebruik er afgenomen. Het deeg wordt dan in een
houten schotel gedaan, met een weinig water aangelengd en tot een soort
van koek gekneed. Deze bewerking is aan de vrouw van Paumea opgedragen.
De vloermat dient als tafel; de toebereidselen tot den maaltijd
zijn afgeloopen; wij worden uitgenoodigd, plaats te nemen. Wij
verontschuldigen ons met te zeggen, dat wij zoo pas gegeten hebben;
wij durven niet zeggen dat het klaarmaken van de popoi, waarvan wij
getuigen waren, onzen eetlust nu juist geprikkeld heeft. Toch dringt
ons de nieuwsgierigheid om even te proeven van deze spijs, die niet
onaangenaam smaakt.
Inmiddels
|