eer aanzienlijke
diepte afdalen. Enkelen dezer lagunen of meren, door die geweldige
koraaldammen gevormd, zijn met de zee verbonden door smalle straten of
kanalen, die voor schepen van alle grootte toegankelijk zijn; anderen
zijn alleen voor kleine vaartuigen bereikbaar. Vele eilanden hebben
in het geheel geen doorgang voor de vaartuigen, die dan over het rif
heen naar het binnenmeer moeten gedragen worden: een gevaarlijk werk,
zelfs voor de inlanders. Maar dezen, die allen zonder uitzondering
voortreffelijke zwemmers zijn, loopen toch altijd minder gevaar dan
de vreemdelingen, voor wie het in- of ontschepen dikwijls met zeer
ernstige bezwaren gepaard gaat, ten gevolge van de doorgaans zeer
hevige branding, die met donderend geraas op de koraalriffen breekt.
De prachtige lagune van Anaa, waarvan de smaragdgroene wateren heerlijk
afsteken bij de hemelsblauwe kleur der zee, staat met deze laatste in
gemeenschap door middel van een gegraven kanaal, dat in 1860 door de
koraalbank is aangelegd. De geweldige stroom, die hier bijna altijd
gaat, maakt echter de vaart door dit kanaal zeer gevaarlijk. Het water
van het meer, dat niet op gelijk peil ligt als de zee, stroomt met
groote kracht door deze nauwe opening. Een rots, die het kanaal in twee
armen splitst, veroorzaakt geweldige opstuwing en maakt de vaart nog
moeilijker; het voornemen bestaat echter om die rots te doen springen.
Dit gemis van eene behoorlijke gemeenschap tusschen het binnenmeer
en de zee, is eene wezenlijke belemmering voor den handel van het
eiland. De regeering zou daarom zeer gaarne zien, dat de inlanders
hun kokosolie voornamelijk ter markt brachten op het eiland Fakarava,
dat in zijne volle lengte doorsneden wordt door een kanaal, hetwelk
aan de beide uiteinden, ten noorden en ten zuiden, met een breeden
mond in zee uitloopt. De resident van de Toeamotoe-eilanden, die van
een inlandschen visscher vernomen had dat het rif zich ten noordoosten
van de uitmonding van het kanaal van Anaa nog een weinig onder water
voortzet, heeft op dit vrij steil afloopende gedeelte een soort van
aanlegplaats doen maken. Voldoet deze aan de verwachting, dan zou een
groot schip daar kunnen ankeren, en niet, zoo als wij nu, genoodzaakt
zijn, voortdurend te manoeuvreeren, ten einde op zekeren afstand van
de kust te kunnen blijven.
De bewoners dezer eilanden zijn niet ontbloot van zeker gevoel van
nationale eigenwaarde, zoo als uit het volgende blijkt. Omstreeks
vijf-e
|