loedige slag tusschen
de Turken en de Kroaten geleverd; het slagveld is tegenwoordig een
groot moeras, waarin het wemelt van bloedzuigers. De duisternis valt
plotseling in: wij hebben den voet van een hoogen heuvel bereikt,
die op een lagen voorsprong de nederige kerk van Ostrovitsa draagt,
waarboven zich de eigenaardig gevormde granietmassa verheft. Hier wordt
de karavaan ontbonden: ieder gaat zijns weegs en zoekt een geschikt
verblijf voor den nacht op. Inmiddels leggen onze pandoeren vuur aan
in eene vrij groote ruine, die tot karavanserai dient. Een geheel
schaap wordt aan het spit--een eenvoudigen stok--gestoken en boven
het vuur gebraden; de mannen legeren zich deels op den grond in de
nabijheid van het vuur, en staan deels, half in de schaduw, half door
den rossen gloed verlicht, wachtende dat het smakelijk maal gereed
zij. De ruine, waarin wij ons bevinden, is meer dan waarschijnlijk
een dier groote kavaleriekazernen, die de maarschalk Marmont, tijdens
het fransche bestuur, op verschillende punten in Dalmatie liet bouwen.
Wij hebben den nacht doorgebracht op een matras van mais, in
een kamer met witgepleisterde muren en zonder meubelen: de zon
dringt door de reten van het luik, dat het venster afsluit: het
is bereids klaar dag. Wij keeren naar de kazerne terug en laten de
paarden zadelen. Kort daarna gaan wij op weg, aangestaard door de
saamgestroomde nieuwsgierigen van het dorp.
Wij komen achtervolgens door Otres, Kernievo, Varivode, Zetchevo en
Kistagne. Het landschap is hier veel minder eentonig en zelfs schoon,
hoewel de streek toch over het algemeen een treurigen indruk maakt. Nu
eens zijn het uitgestrekte vlakten van eene fraaie grijze kleur,
met sombere olijven, die zich donker afteekenen tegen den bleek
gouden achtergrond van het gebladerte der wijngaarden in den herfst;
dan weder, rotsige heuvelen, straks andermaal afgewisseld door grijze
valleien, waarin talrijke kudden grazen, als witte en zwarte stippen
alom verspreid. Overal is gebrek aan aarde: over eene uitgestrektheid
van vele mijlen is de grond letterlijk als met steenen geplaveid,
waartusschen gaten, spleten en scheuren, even als in die oude,
vervallen romeinsche wegen, waarvan het plaveisel door den tijd
is losgeraakt.
De weg is eenzaam: het is duidelijk dat de streek weinig bevolkt
is; wij ontmoeten een griekschen pope met zijne echtgenoote en eene
vrouwelijke bediende, allen op het hooi liggende in een kleine kar,
door twee magere paa
|