hebben zich de andere gasten nedergezet om den schotel,
waarin de popoi is; ieder steekt de hand in dien schotel, en brengt
daarmede de weeke spijs naar den mond. Uitgeholde kokosnoten, met
water gevuld, vervangen de plaats van karaffen. Het maal is spoedig
afgeloopen. De Kanaks hebben doorgaans grooten eetlust, en daar hunne
spijzen, bijna altijd van plantaardige natuur, niet bijzonder voedzaam
zijn, moeten zij groote hoeveelheden voedsel tot zich nemen.
Een voornaam bestanddeel der voeding is ook de visch, dien de
inboorlingen bijna altijd rauw eten. Hunne meest geliefkoosde spijs
is de haua, eene soort van groote rog (in het engelsch devil-fish) en
de haai; zij laten deze visschen dikwijls eerst een dag of veertien
liggen en tot verrotting overgaan. In de nabijheid der baaien en
inhammen worden eene menigte haaien gevonden; de inlanders vangen
die visschen met een lijn of met de harpoen. Dikwijls laten zij, om
de haaien te lokken, hun arm of hun been buiten hun vaartuig in het
water hangen, terwijl zij met de andere hand een strop gereed houden,
dien zij met groote behendigheid om het zeemonster werpen, dat zij
vervolgens harpoeneeren. Zij loopen zoodoende wel gevaar om gebeten
te worden, maar toch gebeurt er zelden een ongeluk van ernstigen
aard. Als zij met de lijn op de haaienvangst uitgaan, voorzien zij
het boveneinde van den haak van twee kruislings geplaatste ijzeren
bouten, om te beletten dat de haai het touw doorbijt.
Na afloop van den maaltijd worden de pijpen aangestoken; de eene
gast reikt de pijp aan den anderen over, die ze op zijne beurt aan
de lippen brengt. Eene der vrouwen gaat inmiddels heen om eenigen
van hare vriendinnen, die in de buurt wonen, te halen. Paumea had
ons een dans beloofd: die zou nu vertoond worden.
In twee rijen tegenover elkander geschaard, voeren de dansers,
in goede harmonie, verschillende passen uit; zij akkompagneeren
zich zelven met een rythmisch maatgezang, waarbij nu en dan in de
handen geklapt wordt. Zij schenen veel schik in dit spel te hebben,
dat zij, met telkens nieuwe afwisselingen, op ons verzoek eenige
malen herhaalden. Eindelijk werd dit schouwspel, hoe eigenaardig ook,
toch eentonig, en ondanks den aandrang van Paumea, die wilde dat wij
nog blijven zouden, namen wij afscheid van onze nieuwe kennissen,
met de belofte dat wij terug zouden komen.
De oudste zoon van onzen gastheer deed ons uitgeleide tot aan het
begin van het dorp. De weinige winkels van T
|