van resident op deze eilanden heeft bekleed en met de levenswijze
en denkbeelden, de zeden en gewoonten der inlanders volkomen bekend
is. De heer Jouan schrijft het volgende:
"In een zoo warm klimaat zijn de inboorlingen uit den aard tot
traagheid geneigd. Dit is te minder vreemd, als men bedenkt dat de
natuur zelve in hunne behoeften voorziet, zonder dat zij daarvoor
behoeven te arbeiden. Stilzwijgend en teruggetrokken van aard,
is alleen de zucht naar genot, en bijwijlen ook de geprikkelde
eigenliefde, in staat, hen voor een tijd uit hunne droomerige
ongevoeligheid op te wekken. Somwijlen arbeidt een stam een geruimen
tijd lang, om een groot feest te kunnen vieren: hetzij ter gelegenheid
van den dood van een opperhoofd, of bij het eerste tatoueeren van
een jonkman van hoogen rang, hetzij eindelijk bij de voltooiing
van een of ander werk van openbaar nut, zooals eene prauw, een huis
of dergelijken.
"Het overoude gebruik der huiswijding wordt op de Markiezen-eilanden
nog steeds in eere gehouden. Bij zulke gelegenheid wordt een
feest, eene koika, gegeven, waarop de bevriende stammen worden
uitgenoodigd. Gebraden varkens, bananen, visschen, popoi, worden
vooraf in gereedheid gebracht, en met groote staatsie en onder luid
geschreeuw naar het dorpsplein gedragen, des avonds voor den dag,
die door de zieners van den stam voor de feestviering is aangewezen,
doorgaans de eerste dag na eerste kwartier. Er wordt dien nacht weinig
geslapen; de mannen zingen en drinken kava in de hutten rondom het
plein; terwijl in de andere hutten de vrouwen en kinderen bezig zijn
met het in orde brengen der kostumen voor het feest. De kinderen
spelen een zeer belangrijke rol in de koika. Tegen de nadering van
het feest, worden zij vele dagen, soms weken lang, ingewreven met
het sap van zekere planten, om hunne huid een blanke kleur te geven,
en nadat zij voor 't laatst goed gewasschen en gebaad zijn, worden
zij aangekleed. Sommigen hebben meer dan honderd el tapa om hun lijf
gewikkeld, bij wijze van reusachtige japon. Hun kapsel bestaat uit een
diadeem van duiven- of papegaaienvederen, waarboven zich eene hooge
muts van witte hairen verheft. Het achterhoofd is bedekt met eon stuk
tapa, dat een soort van strik of kokarde ter lengte van een el vormt;
hunne enkels verdwijnen onder zware hairbossen.
"Bij het aanbreken van den dag laten de trommels zich op het plein
hooren, begeleid door oorverdoovend geschreeuw. Van alle kanten
stroomen de
|