nschen voet
betreden, den heer Whymper bijzonder aantrokken, was er geen, waarvan
de bestijging vuriger door hem werd gewenscht dan de Matterhorn of
Mont-Cervin. De beklimming van dien berg, hoezeer dikwerf beproefd
door de bekwaamste gidsen en de onverschrokkenste reizigers, was
tot dusver altijd mislukt. Zij ging dan ook inderdaad met schier
onoverkomelijke zwarigheden gepaard. Eerst na zeven vergeefsche
pogingen mocht het den heer Whymper, bij een achtsten tocht, gelukken,
den top te bereiken. Doch, helaas! die groote overwinning werd tot
een duren prijs gekocht. De beste Alpengids en drie der reisgenooten
van den heer Whymper verloren op den terugtocht het leven. Bij het
afdalen van den berg, stortten zij, van eene hoogte van ruim duizend
el, op den gletscher van den Matterhorn neder.
De Mont-Cervin is buiten kijf de merkwaardigste berg van de geheele
Alpenketen, ja misschien van de geheele aarde. De afbeelding op
bladz: 80 geeft, beter dan eene beschrijving doen kan, een zeer juist
denkbeeld van die reusachtige obelisk van graniet, die zich ter hoogte
van 4432 el verheft aan het westelijk uiteinde van de vallei van
Zermatt, tusschen de geweldige groep van den Mont-Rose ten oosten,
de Dent d'Herens (4180 el) en de Tete-Blanche (3750 el) ten westen,
en de Dent-Blanche (4364 el) ten noorden, juist op de grenzen van
Zwitserland en Italie. De bijkans loodrechte rotswanden stijgen ter
hoogte van 1600 of 1700 el boven de omringende gletschers op.
"De Matterhorn, zegt de heer Giordano, hoofdingeneur der mijnen
in Italie, bestaat van de basis tot den top, uit vrij regelmatig
gevormde rotslagen, die allen een weinig naar het oosten, dat wil
zeggen naar den Mont-Rose, oploopen. Deze rotsen, hoewel blijkbaar
van sedimentairen oorsprong, hebben eene zeer sterk uitkomende
kristalvormige gedaante, zoo als in dit gedeelte der Alpen meermalen
het geval is.
"De tegenwoordige piek is slechts het overblijfsel eener
vroegere, geologische formatie, waarvan de geweldige lagen van
drieduizend-vijfhonderd el, even als een onmetelijke mantel, de
groote granietmassa van den Mont-Rose omhulden. De eigenaardige
geologische samenstelling van den berg is voor een deel de oorzaak
van den scherpen vorm en de piramidale gedaante van den top, waarover
de reizigers zich zoo zeer verbazen. De gletschers, die zich aan den
voet dezer piramide bevinden, voeren voortdurend de afvallende steenen
en blokken weg; zonder hen, zou de wonderbare obelisk
|