iend Macdonald, Jean-Antoine Carrel en Pession, nogmaals naar
den col du Lion. Het was heerlijk schoon weer. Volgens den raad vau
Carrel, werd het bivouak voor den nacht opgeslagen aan den voet van
den Schoorsteen, op de oostelijke zijde der berghelling, ter hoogte van
3825 el. Den volgenden morgen beklommen Carrel en de heeren Macdonald
en Whymper, zonder te groote inspanning, dien zoogenaamden Schoorsteen:
Pession volgde hen, maar aan het boveneinde gekomen, verklaarde hij
zich te ziek te gevoelen om nog hooger te kunnen klimmen. Carrel wilde
zonder zijn vriend niet verder gaan. De heer Macdonald wilde den tocht
zonder de beide gidsen voortzetten, maar de heer Whymper achtte het
voorzichtiger, in 's hemels naam naar Breuil terug te keeren.
"Drie malen, zoo zegt hij, had ik gepoogd dien berg te beklimmen, en
drie malen had ik met schande moeten terugkeeren. De grens, door mijn
voorgangers bereikt, was ook door mij niet noemenswaard overschreden:
ik was geen el hooger gestegen dan zij. Tot op eene hoogte van ongeveer
4000 el, bood de bestijging geene buitengewone moeilijkheden aan;
die reis kon bijna voor een pleiziertochtje gelden. Er bleven dus
slechts 500 el te beklimmen over; maar geen menschelijke voet had
nog ooit dit gedeelte des bergs betreden, en hier waren de geduchtste
hinderpalen en moeilijkheden te wachten, Er viel niet aan te denken,
om alleen en onverzeld den top te bereiken.... Om sommige gevaarlijke
punten te kunnen passeeren, waren er minstens drie mannen noodig,
volgens Carrel zelfs vier. Waar zou men die twee of drie onontbeerlijke
gidsen kunnen vinden? De grootste moeilijkheid lag niet in den berg,
maar in het gebrek aan geschikte manschappen."
De heer Whymper begaf zich naar Zermatt, om daar de mannen te
zoeken, die hij noodig had; maar hij vond ze niet, en ondernam nu de
beklimming van den Mont-Rose. Te Breuil teruggekeerd, trachtte hij,
doch te vergeefs, Carrel en Meynet te bewegen, hem op den tocht
naar den Matterhorn te vergezellen. Vreezende dat zijne tent, die
op het tweede platform was blijven staan, door den wind zou worden
medegevoerd, ging hij den 18den Juli alleen op weg, om te zien wat
er van haar geworden was. De tent stond nog op dezelfde plaats,
maar was geheel met sneeuw overdekt. Na het prachtige panorama,
dat zich voor zijne oogen ontrolde, bewonderd te hebben, bracht hij
zijne tent, waarin hij nog eenige levensmiddelen vond, weer in orde,
en besloot alleen op den berg te overn
|