de republiek boven de republikeinen.
Zij openbaarde zich overal, in de clubs, de salons, de magazijnen en
winkels. De beweging was niet zoo zeer gericht tegen de kleurlingen
zelven, dan wel tegen de scalawags en vreemde fortuinzoekers,
die de kleurlingen enkel als werktuigen ten behoeve hunner partij
gebruikten. Stilzwijgend vormde zich eene ligue, eene blanke ligue,
in tegenstelling van de zwarte; maar de leden van dit verbond
hielden geene samenkomsten, benoemden geen commissien, en kozen geen
bestuurders. Het was nog meer eene overeenstemming in gevoelens, dan
een eigenlijk genootschap; maar de europeesche geest is organiseerend
van nature, en het kon niet uitblijven of deze gemeenschappelijke
overtuiging onder de blanke bevolking moest welhaast een bepaalden
vorm aannemen. Daar bijna iedere blanke in Nieuw-Orleans soldaat is
geweest, vormden de leden van het verbond reeds van zelve een leger,
dat binnen eenige uren tot den strijd gereed kon zijn.
Dit verbond versterkte en verlevendigde de hoop en het vertrouwen
van dezulken onder de blanke burgers, die een einde wenschten te
maken aan de heerschende anarchie, door den vreemdeling Kellogg uit
Nieuw-Orleans te jagen, den zwarten pakkedrager Antoine terug te
zenden naar het douane-kantoor, en generaal Mac-Enery en generaal
Penn als gouverneur en luitenant-gouverneur te installeeren.
Inmiddels naderde de dag, waarop de nieuwe verkiezingen voor de Kamer
moesten plaats hebben. De burgers wenschten dat die verkiezingen
eerlijk en in volle vrijheid zouden geschieden: althans voor zoo ver
dat mogelijk was, nu de kiezerslijsten waren opgemaakt door scalawags
en leden van het zwarte verbond. Maar geene vrije en eerlijke
verkiezing was denkbaar, zoo lang de vreemde indringers zich niet
verwijderd hadden. De republikeinsche senatoren in Washington waren
het hierin eens met de conservatieve senatoren in Nieuw-Orleans,
dat Kellogg niet de wettige gouverneur van Louisiana was. Maar wat
konden de blanke burgers doen om hem tot heengaan te nopen?
Op Maandag den 14den September 1874, des morgens ten elf uur, kwamen
de burgers in groote menigte bijeen in de Kanaalstraat. De leider der
vergadering, R.H. Marr, plaatste zich aan den voet van het kolossale
standbeeld van Henry Clay, en legde der menigte de vraag voor, of zij
nog langer de heerschende anarchie wilde dulden? De burgers antwoordden
met luid geroep, dat zij de voorkeur gaven aan de tirannie, waaronder
zij gezucht hadde
|