ikken der
voorbijvarenden onttrokken, heeft eene merkwaardige en veel bewogen
geschiedenis achter zich.
Sinds overoude tijden was Zara, destijds Jadera geheeten, de hoofdstad
van Liburnia; als romeinsche kolonie, koos zij de partij van Caesar. De
waterleiding, die het water van de Kerka, over een afstand van dertig
mijlen, naar de stad voert, is waarschijnlijk het werk van Trajanus,
wiens naam daarvoor gezegend zij. Bij de verdeeling des rijks,
kwam Zara, destijds Diodora genoemd, onder het gezag der oostersche
Keizers, maar de stad wist eene groote mate van onafhankelijkheid te
bewaren. Toen de barbaren de kusten der Adriatische zee overstroomden,
werd ook zij verwoest, en viel van nu beurtelings in de handen van
Kroaten en Hongaren.
In het voorjaar van 997 rustte Venetie eene groote vloot uit, met het
doel om de zeeroovers, die de vaart belemmerden, te straffen en ook
om de kustlanden aan haar gezag te onderwerpen. De Doge Orseolo voerde
het bevel over die vloot; hij ontving achtervolgens de hulde van Pola,
van Pirano, van Rovigno, van Zara zelve, dat zich van alle zijden
door geduchte vijanden bedreigd zag en den Doge als redder begroette.
Maar reeds in 1050 komt de stad in opstand tegen de republiek,
waarschijnlijk op aansporing van den onttroonden Koning van Kroatie,
die in Zara een toevlucht heeft gezocht. Domenico Contarini ontvangt
van den Senaat bevel, eene vloot uit te rusten, en de oproerige stad te
gaan onderwerpen. Hij trekt Zara binnen, herstelt de orde en ontvangt
op nieuw de hulde en onderwerping der burgers.
In 1115 waagt zij wederom een poging om aan het gezag van Venetie
te ontsnappen, en stelt zich onder de bescherming van den Koning van
Hongarije: zij wordt nogmaals overwonnen. In 1170, nieuwe poging tot
opstand. De Doge Domenico Morosini heeft de stad tot den zetel van
een aartsbisschop gemaakt: aan dezen draagt zij nu alle gezag op,
om zich zoo doende zoowel van de Venetianen, als van de Kroaten en
de Hongaren te bevrijden. De republiek rust wederom een vloot uit,
en dwingt haar tot onderwerping. Doch in 1124 en 1185 komt zij,
ondersteund door den Koning van Hongarije, op nieuw in opstand;
en telkens onderworpen, en telkens weerspannig, waagt zij aldus
nog driemaal de worsteling, tot in het jaar 1346, toen zij een zeer
gedenkwaardig beleg had te doorstaan.
De Koning van Hongarije zag met leede oogen de havens van Dalmatie in
de handen der Venetianen; nadat alle pogingen om het juk der r
|