roofnest der Uskoken; maar de boot vaart maar eens in de week, des
donderdagsmorgens ten zeven uur; de paketbooten van Lloyd leggen in
dit smalle kanaal van Maltempo, het beruchtste en gevaarlijkste der
geheele golf, slechts acht mijlen in het uur af. Eens te Segna, is
men dan ook als opgesloten, en moet daar blijven tot den volgenden
donderdag, om naar Fiume terug te keeren, of zelfs tot den daarop
volgenden donderdag, als men de reis naar Dalmatie wil vervolgen.
Segna, de oude stad der Uskoken, heeft nog heden, ondanks alle
veranderingen door den tijd en de menschen aangebracht, geheel het
voorkomen van een ongenaakbaren schuilhoek, een uitgezochte plek voor
boeven en gauwdieven om zich te verbergen. De stad ligt aan de kust,
tusschen de eilanden Veglia en Arbe; aan de landzijde wordt zij
gedekt door hooge bergen; aan de zeezijde was zij vroeger niet dan
met kleine vaartuigen te genaken. Tegenwoordig zijn de bosschen op
den berg omgehakt, en heeft men een haven gemaakt; maar nog altijd
bestaat de Bocca di Segna, een uiterst gevaarlijk kanaal tusschen de
klip Perviechio en de uitstekende punt van het eiland Veglia.
Alles is hier nu rustig en vreedzaam; en de arme visschers, die
mij gastvrij ontvingen en aan wie ik de geschiedenis verhaalde der
zeeschuimers, welke hier voor hen gewoond hebben, zetten bij dit
verhaal groote oogen op, als gold het een sprookje, uitgevonden om
hun de lange avonden te korten.
De naam Uskoke (skoko, vluchteling), die een schandnaam is geworden,
werd oorspronkelijk gegeven aan turksche onderdanen, die een wijkplaats
hadden gezocht op de smalle strook tusschen de zee en het gebergte
langs de kust. Ten getale van hoogstens drie- of vierhonderd man,
werden zij eerst gastvrij ontvangen in Clissa, eene vesting op een
zeer steilen heuvel boven Salona en Spalato in Dalmatie. Heer van
Clissa was destijds een zekere Pietro Crosichio, een leenman van
de hongaarsche kroon. Hij meende die gasten te kunnen gebruiken
in den krijg tegen zijn vijanden; dit was zijn ongeluk. De Uskoken
plunderden en roofden op turksch grondgebied; Clissa werd belegerd,
Crosichio gedood en zijn hoofd in triomf op een lans rondgedragen.
Na den val van Clissa, lag Dalmatie voor den vijand open. Ferdinand
van Oostenrijk wilde nu op zijn beurt die uitgewekenen tot zijn
bondgenooten maken; hij bood hun eene wijkplaats aan in de stad Segna,
destijds een leengoed van de Frangipani. Van de landzijde waren zij
hier veilig, zo
|