owel voor geschut als voor ruiterij. De vele kleine
eilandjes en klippen maakten ook den toegang ter zee haast onmogelijk;
zij behoefden dus voor hunne vijanden niet meer te vreezen. Maar er
viel hier noch aan akkerbouw, noch aan visscherij te denken; bovendien
waren de Uskoken van jongs af in den wapenhandel geoefend en aan den
krijg gewoon. Zij beklommen dus de rotsen, en ondernamen van uit de
bosschen, op den top des bergs, hunne aanvallen en plundertochten
tegen de Turken. Op het strand beroofden zij de schipbreukelingen;
weldra begonnen zij zelven schuiten te bouwen, en zich bewust van de
veiligheid hunner positie, werden zij piraten.
Aanvankelijk tastten de Uskoken alleen de Turken aan, en ontzagen
de Christenen: de Porte protesteerde. Aangezien Venetie aanspraak
maakte op de heerschappij der Adriatische-zee, moest zij ook zorgen
voor de veiligheid der golf; bovendien bestonden er tusschen Turkije
en de republiek traktaten, waarbij de veiligheid van het verkeer ter
zee gewaarborgd was. Venetie beriep zich op Keizer Ferdinand, die
de uitgewekenen onder zijne bescherming had genomen; deze vaardigde
wel de noodige bevelen uit, maar men stoorde zich daar niet aan:
en inderdaad vermocht schier niemand iets tegen deze piraten, die
door de natuur zoowel tegen hunne vijanden als tegen hun beschermer
beveiligd werden. De republiek rustte galeien uit; elke Uskoke, die
gevangen werd genomen, werd aan de raas opgehangen, om zoodoende aan
de Verheven-Porte te toonen dat men acht sloeg op haar vertoogen; zelfs
werden enkele piraten naar Venetie gevoerd, en op het Sint-Marcusplein
in ijzeren kooien ten toon gesteld.
Hun aantal, bereids door eenige vluchtelingen vermeerderd, bedroeg
toch ter nauwernood vijfhonderd; maar allengs voegde het uitschot
van allerlei volken zich bij hen: boosdoeners uit het duitsche Rijk,
turksche renegaten, italiaansche valsche munters, en anderen, die in
de staatkundige partijschappen van Venetie waren betrokken geweest,
sloten zich aan bij deze handvol bandieten. Segna werd een waar
roofnest, en er kwam een oogenblik, dat de blikken van geheel Europa
op dit kleine vlek in de golf van Quarnero waren gevestigd. Zelfs de
Koning van Frankrijk beklaagde zich bij de regeering van Venetie over
de beleedigingen zijne vlag aangedaan.
Ontuchtige vrouwen uit allerlei natien en stammen, die Dalmatie
bewonen, stroomden in menigte naar dit roovershol toe; zij leidden
daar een gemakkelijk leven, hadden aan ni
|