n zeer goed tegen
die vijanden opgewassen; om hun echter de overwinning gemakkelijker te
maken, dragen zij nog een ijzeren halsband met lange scherpe punten,
die een geducht wapen is.
De herders zijn, evenals hun honden, een eigenaardig ras van
menschen. Echte nomaden, keeren zij maar zelden en dan slechts
voor weinige dagen, ja somwijlen nimmer, naar hunne eigenlijke
woonplaats terug. Gedurende het grootste gedeelte des jaars op reis,
slijten zij hun leven in een tent of in armelijke hutten van takken,
leem of gedroogde steenen. Met hun door de zon gebruind gelaat,
hun woest voorkomen, maken deze krachtige, forsch gespierde mannen
een zeer eigenaardigen indruk. Hunne kleeding bestaat uit slopkousen
van geitenvel, een korten broek, een hemd, een vuil vest van bruin
leder, waarover zij dikwijls een buis zonder mouwen van merino-wol
dragen. Hunne met vodden omwikkelde voeten steken in lompe schoenen;
somwijlen bestaat hun eenig schoeisel uit ruwe sandalen; op hun
kroesharig hoofd, dat nimmer met een kam in aanraking komt, dragen zij
een groven vilten hoed; over hun schouders hangt een schilderachtige
mantel, hetzij van versleten laken, hetzij van rijststroo. Deze
wilde, ruwe, maar dappere en eerlijke herders zijn gewapend met een
vuursteengeweer van buitengewone lengte, en met een sterken doornstok.
De ouder-herders gaan bijna altijd te voet; de mayoral zit steeds
te paard, vergezeld en gevolgd door muilezels, die het benoodigde
dragen, zooals levensmiddelen, zout voor de merinos, tenten en
keukengereedschap. De mayoral geniet eene jaarlijksche belooning
van tusschen de zes- en zevenduizend gulden; de ondergeschikten
verdienen in den regel niet meer dan twee- of driehonderd gulden;
hun dagelijksch rantsoen bestaat uit twee pond brood; de hond krijgt
evenveel, maar zijn brood is van minder gehalte.
De merinos, aldus genoemd naar een spaansch woord, dat zwerven
beteekent, zijn van middelbare grootte, met een kleinen kop en fijn
gevormde pooten. Hunne wol, die gewasschen zijnde helder wit is,
maar er doorgaans zeer vuil en besmoezeld uitziet, doet hen veel
grooter schijnen dan zij inderdaad zijn: die wol is somwijlen een voet
lang, licht gekruld, en hangt bijna tot op den grond. Overigens is de
merino-wol niet meer zoo veel waard als vroeger; zij doet tegenwoordig
in fijnheid voor andere soorten, met name voor de saksische wol,
onder. Dit neemt niet weg, dat nog altijd in Spanje kudden schapen
worden gevonden, welker
|