sche bierhuizen. De
aanplakbiljetten en de opschriften op de uithangborden zijn in het
hongaarsch gesteld; tegen de muren kunt ge somwijlen groote papieren
geplakt vinden, waarin de kiezers, met hartstochtelijke opgewondenheid,
worden aangespoord om toch vooral te zorgen, dat het bestuur der stad
niet in duitsche of italiaansche handen gerake. Maar er zijn twee
steden te Fiume: de oude stad, die zich eensklaps onthult als ge de
poort van het Corso uitgaat; en deze moderne stad, waar de reizigers
aan wal stappen, en wier straten, evenwijdig loopende met de kaai,
op zee uitzien.
In de oude stad loopen de straten steil naar boven: smalle trappen
voeren naar fantastische steegjes, die u aan Subiaco en aan de
dorpen in do Campagna van Rome denken doen; daar vindt ge, onder lage
gewelven, achter sombere, schemerachtige winkels, pittoreske osterie,
waar, bij het drinken van nieuwen wijn, italiaansche liederen worden
gezongen, terwijl men daar ginds beneden bier drinkt en slavisch of
hongaarsch spreekt. De overigens weinig schilderachtige stad ontleent
toch aan deze verscheidenheid een eigenaardig karakter.
Bij den eersten aanblik schijnt u alles koud, regelmatig, symetrisch;
maar ga door, van de zee naar den berg, en weldra ziet ge, even als in
eene italiaansche voorstad, aardige, lachende villas, schilderachtige
borghi, waar, op breede terrassen dertig voet boven uw hoofd,
liefhebbers bezig zijn met balslaan. Vervolg uw weg: de reusachtige
berg verspert u den doorgang; hij verrijst daar voor u, somber,
grauw, naakt, een dorre doode rotsmassa, door de bora geteisterd,
maar uit wier zijde zich, in reusachtigen val, de Fiumera stort,
die zich straks tot een haven verbreedt.
Deze Fiumera, die uit den schoot des bergs te voorschijn komt en zich
ter linkerzijde van de stad in de golf ontlast, vormt, even voor hare
uitmonding, een kanaal, door eene groote ruime kaai omzoomd, waar al
de houtschepen ten anker liggen. Dit is het schoonste gedeelte van
geheel Fiume. Langs de haven staan eeuwenoude boomen, wier groene
kruinen boven de masten der schepen uitsteken. De breede, fraaie en
zeer levendige kaai is bezet met schoone huizen, in monumentalen
stijl; de paaltjes, die het voetpad van den rijweg afscheiden,
prijken allen met levensgroote hoofden van Turken en Hongaren, in
den steen uitgehouwen. Dit is geen louter toeval of een gril van den
beeldhouwer. Let eens op de gewelven van alle paleizen en openbare
gebouwen in de stad, h
|