en te voren, bij de even moeilijke als gevaarlijke bestijging
van de Pointe des Ecrins, had de gids Almer zijne vermetelheid bijna
met den dood bekocht. Hij had zich van het touw losgemaakt, en wilde
beproeven, geheel alleen den top te bereiken. Terwijl hij over een
smallen dam ging, deels uit sneeuw, deels uit rots bestaande, brokkelde
de sneeuw onder hem in den afgrond weg: hij wankelde een oogenblik,
terwijl hij zich staande trachtte te houden op het gedeelte dat nog
vast scheen. "Ik dacht niet anders, dan dat hij verloren was," zegt
de heer Whymper.
"Gelukkig viel hij naar de rechterzijde, en gelukte het hem een
vast steunpunt te vinden. Indien hij, in plaats van den linker,
den rechter voet op de brug van sneeuw had gezet, zou hij in eene
diepte van ruim honderd el zijn neergestort, en hij zou zich niet
aan de rotsen hebben kunnen vastklemmen, voor hij op den gletscher,
duizend el onder ons, ware terecht gekomen."
In datzelfde jaar, namelijk in 1864, trok de heer Whymper, in
gezelschap van den heer Moore, met de gidsen Almer en Croz, voor
het eerst over den bergpas van Moming, tusschen Zinal en Zermatt. De
opklimming was uiterst bezwaarlijk en vol gevaar geweest. Om de rotsen,
die alleen den toegang tot den pas mogelijk maakten, te bereiken,
waren de toeristen verplicht geweest eene zeer steil hellende ijsvlakte
over te trekken; zij hadden daarbij gaten in het ijs moeten hakken,
vlak naast en onder reusachtige spitsen en naalden, die op het punt
stonden van in te storten, en die ook werkelijk neervielen, vijf
minuten nadat Almer, de laatste van het gezelschap, was overgegaan.
"Eindelijk, zoo verhaalt onze toerist, kwamen wij aan het dal
tusschen den Rothhorn en den Schallhorn; deze col ligt ter hoogte
van omstreeks acht-en-dertig honderd el. Wij waren met zeer veel
moeite naar boven geklommen, over allerlei soort van sneeuw, en te
midden van voortdurenden nevel, die ons nu eens aan de nevelen van
Schotland, dan aan een londenschen mist deed denken. Een steile muur
van ijs vormde de helling van den top, die naar Zinal gekeerd is. Maar
wij konden onmogelijk ontdekken of de andere helling, waarlangs wij
moesten afdalen, even zoo gevormd was, want dat deel van den berg
was voor ons geheel onzichtbaar door een geweldigen sneeuwklomp,
dien de westenwind boven den top had opgestapeld, en die nu hoog
boven Zermatt zweefde, niet ongelijk aan eene reusachtige zeegolf,
bevrozen juist op het oogenblik der kentering.
"
|