aan de eene zijde het plateau, aan de
andere een bijna loodrechten afgrond hadden. Macdonald hakte gaten
in het ijs; en ten kwart voor twee uur, drukten wij elkander de hand
op den hoogston top van den grooten Pelvoux, nu eindelijk gewonnen.
"Het weder was ons voortdurend zoo gunstig mogelijk geweest. Van verre
en nabij verhieven zich tallooze spitsen en toppen in de heldere lucht,
terwijl geen enkel wolkje het alom stralende licht verduisterde. In
de eerste plaats werden onze blikken geboeid door den koning der
Alpen, door den Mont-Blanc, ruim zeventig mijlen van ons verwijderd;
verder op vertoonde zich de groep van den Mont-Rose. Oostwaarts
verhieven zich lange reeksen van onbekende bergtoppen, stralende in
weergaloozen glans; hun toon werd al flauwer en flauwer, toch behielden
zij al de zuiverheid en scherpte hunner lijnen en omtrekken; maar het
schemerende oog kon eindelijk de bergen niet meer van den eindeloozen
hemel onderscheiden, en aan den verren, verren horizon smolten zij
weg in zachte, blauwe tinten. De Monte-Viso stond daar voor ons in al
zijne grootheid; maar, daar hij nauwelijks veertig mijlen verwijderd
was, konden wij, over zijne rotsmuren heen, eene nevelachtige massa
onderscheiden: dat moest de vlakte van Piemont zijn. Die blauwe
nevel ten zuiden mocht wel de verre Middellandsche-zee zijn; ten
westen zagen wij tot aan gene zijde der bergen van Auvergne. In bijna
alle richtingen overschouwden wij dus hier een panorama van meer dan
honderd mijlen afstands. Niet zonder moeite wendden wij onze blikken
van deze verwijderde punten af, om acht te geven op hetgeen meer
in onze nabijheid was. Mont-Dauphin was zeer duidelijk zichtbaar;
maar wij hadden eenige moeite om La Bessee te ontdekken; geene andere
menschelijke woning was van hier te bespeuren; alles was rots, sneeuw
of ijs. Wij wisten dat de sneeuwvelden van Dauphine zeer uitgestrekt
waren, maar zoo groot en wijd uitgestrekt als ze nu bleken te zijn,
hadden wij ze ons toch nooit voorgesteld.
"Onmiddellijk ten zuiden van Chateau-Queyras, bijna tusschen ons en
den Viso, verhief zich een prachtige berggroep van zeer aanzienlijke
hoogte. Een weinig meer zuidwaarts verrees een andere, onbekende top,
schijnbaar nog hooger; en niet zonder verwondering ontdekten wij in
onze nabijheid nog een anderen berg, die den top waarop wij stonden
in hoogte overtrof. Althans dit kwam mij zoo voor; Macdonald hield
echter dien berg voor lager dan de Pelvoux, en Reynaud d
|