brun hadden bij herhaling, maar te vergeefs, gepoogd, hen door
overreding in den schoot der kerk terug te brengen; anderen sloegen,
om dit doel te bereiken, een anderen weg in: zij begonnen hen te
vervolgen, te kwellen en te pijnigen, en eindigden met hen in massa
levend te verbranden. Zoo werden, op den 22sten Mei 1393, tachtig
personen uit de valleien van Freis-senieres en van Argentiere, en
honderdvijftig personen uit Vallouise te Embrun verbrand.
In het jaar 1488 beraamde Alberto Cattaneo, aarts-diaken van Cremona
en legaat van Paus Innocentius VIII, een algemeenen aanval tegen de
Waldenzen; maar door de Waldenzen van Piemont overal terug geslagen,
verliet hij hunne valleien, en trok den Mont-Genevre over om de
Waldenzen van Dauphine aan te tasten, die zwakker in aantal en meer
verspreid waren. Cattaneo verscheen in de vallei van de Durance, aan
het hoofd van een leger, dat, naar men zegt, half uit soldaten en
half uit vagebonden, dieven en moordenaars bestond; om deze lieden
tot zich te lokken en bijeen te houden, beloofde hij hun vooruit
kwijtschelding van al hunne misdaden, ontsloeg hen van de geloften
die zij mochten hebben afgelegd, en verzekerde hun het bezit van
alles wat zij met geweld verworven hadden.
"De bewoners van de Vallouise vluchtten op de nadering van dit
leger, tienmaal sterker dan hun aantal, en verscholen zich in deze
grot, waar zij een voorraad van levensmiddelen, voldoende voor twee
jaren, hadden bijeengebracht. Maar hun verbitterde vijand ontdekte
hunne schuilplaats. Cattaneo had in zijn leger een hoofdman, wiens
wreedheid wedijverde met zijne sluwheid: met behulp van touwen
liet hij zijne soldaten tot voor den ingang der grot zakken, waar
zij groote hoopen takkebossen in brand staken; de meeste Waldenzen,
die hier eene wijkplaats hadden gezocht, kwamen door het vuur en den
rook om; zij die aan de vlammen ontsnapten werden vermoord. Zonder
onderscheid van ouderdom of kunne, werden allen meedoogenloos om het
leven gebracht. Naar men zegt, verloren meer dan drieduizend menschen
bij deze gelegenheid het leven. Al wat in driehonderd-vijftig jaren
van vreedzamen arbeid was verkregen, werd met een slag vernietigd;
de vallei werd geheel ontvolkt. Ruim drie en een halve eeuw zijn
sedert verloopen; de vallei is ledig en woest gebleven.
"Na een poos bij eene kleine bron gerust te hebben, hervatten
wij onzen marsch tot wij bijna aan den voet van den gletscher van
Sapeniere waren gekomen; daar sloe
|