n.... Eindelijk hadden
wij het hoogste toppunt bereikt; maar wij stonden wederom op een
contrefort, en moesten een vijftien of twintig el afdalen om dan weer
te klimmen. Deze oefening, eenige dozijnen malen herhaald, viel ons
des te moeielijker, omdat wij werkelijk niet meer wisten waar wij ons
eigenlijk bevonden. Semiond sprak ons echter moed in: hij was zeker,
zeide hij, dat wij op den goeden weg waren. Wij begonnen dus met
frissche krachten onze verschrikkelijke vesting te bestormen.
"Het was bijna middag geworden, en wij waren nog altijd even ver van
den top van den Pelvoux, als toen wij onzen tocht begonnen. Eindelijk
stonden wij stil om te overleggen.
"Semiond, oude jongen, weet gij waar wij nu zijn?
--O ja, zeker: op een half uur afstands van de sneeuw.
--Heel goed; dan maar voorwaarts."
"Een half uur verliep, daarna nog een, en er was nog niets veranderd:
allerwege bastions, contreforten, pyramiden, ravijnen, maar van het
plateau was niets te bespeuren. Semiond wierp angstige blikken om
zich, alsof hij niet geheel zeker was van de richting, die wij volgen
moesten. Wij riepen hem aan, en nogmaals deed ik hem dezelfde vraag.
"Hoe ver zijn wij nu van het plateau?
--Een half uur, antwoordde hij.
--Maar dat hebt ge straks ook al gezegd: weet ge zeker dat wij op
den goeden weg zijn?
--Ja, dat geloof ik wel."
Hij geloofde het: dat was niet genoeg.
"Weet ge zeker dat wij rechtstreeks naar de piek des Arcines klimmen?
--De piek des Arcines! riep hij heel verwonderd, alsof hij die woorden
voor de eerste maal hoorde. De piek des Arcines! Neen! maar wij gaan
in rechte lijn naar de pyramide, naar de beroemde pyramide, die ik
den vermaarden kapitein Durand heb helpen oprichten, enz."
"Wij hadden een ganschen dag met hem over die piek gesproken, en nu
kwam het uit dat hij die zelfs niet kende. Ik keerde mij tot Reynaud,
die als verplet stond.
"Wat zegt hij? vroeg ik hem.
"Reynaud haalde de schouders op.
"Wij gaven Semiond nog eens duidelijk te kennen wat wij begeerden,
en beduidden hem dat wij liever zouden terugkeeren, want dat wij ons
in het minst niet bekommerden om zijne pyramide.
"Na een uur gerust te hebben, begonnen wij dus weder af te dalen;
wij hadden bijna zeven uren noodig om onze rots te bereiken, waar wij
hadden overnacht; maar ik rekende den afstand niet, en weet mij niets
meer te herinneren van dien fatalen tocht. Nauwelijks waren wij beneden
gekomen, of wij deden eene ontd
|