. De oude
Semiond had een zeer sterken afkeer voor gletschers, en deed al het
mogelijke om deze gevaarlijke expeditie te voorkomen; maar Reynaud
en ik wilden die liever wagen, en Giraud sloot zich bij ons aan. De
gletscher was smal, niet veel breeder dan een steenworp, en het ging
gemakkelijk genoeg de zijde te beklimmen; maar het midden vormde een
steilen koepel, waarin wij gaten moesten hakken om onze voeten in te
zetten. Giraud ging aan de spits, zeggende dat hij zich oefenen wilde;
en onze bijl nemende, wilde hij die niet meer teruggeven. Dien dag,
en ook later, zoo dikwijls wij ons een weg moesten banen door kloven
en spleten met verharde sneeuw opgevuld,--hetgeen hooger op den berg
telkens het geval was--deed hij alleen al het werk, en wel op de
voortreffelijkste wijze.
"Nadat wij den gletscher waren overgestoken, voegde de oude Semiond
zich weer bij ons. Wij klauterden nu, zigszagsgewijze, tegen eenige
met sneeuw bedekte hellingen op, en begonnen spoedig daarna de
schier eindelooze reeks van contreforten te bestijgen, die een der
kenmerkende trekken van den Pelvoux zijn. Op sommige punten zeer
steil, vormen zij over het geheel een stevigen en vasten grondslag, en
onder die omstandigheden is eene beklimming eigenlijk nooit moeilijk
te noemen. Tusschen die contreforten bevinden zich talrijke kloven
en ravijnen, somwijlen zeer breed en zeer diep. Voor het meerendeel
waren zij met steenen en puin gevuld, en zonder hulp zou het voor een
toerist alleen moeielijk zijn geweest, er door te komen. Zij die aan
de spits van onze kleine karavaan gingen, waren telkens genoodzaakt
steenklompen op zijde te duwen, en hunne makkers met hunne stokken te
hulp te komen. Intusschen brachten deze incidenten eenige afwisseling
in onzen tocht, die mij anders vrij vervelend zou hebben geschenen.
"Zoo klauterden wij tegen steilten, kloven en ravijnen op, telkens
geloovende het doel bereikt te hebben, dat ons gedurig ontweek. Wij
stonden aan den voet van een geweldig contrefort, omstreeks
vijf-en-zestig el hoog, en beschouwden nauwkeurig het bovenste gedeelte
dezer rotspyramide. Wij konden den top niet onderkennen; maar, naar
onze meening, moest zich toch achter deze lijn van bolwerken ergens
een top bevinden, en die top zou tevens wel de rand zijn van het
bergplateau, waarnaar wij zoo vurig verlangden. IJverig naar boven
klauterende, stonden wij straks op een top; maar, helaas! daarachter
zagen wij er nog een, en nog een, en dan nog ee
|