FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120  
121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   >>   >|  
endeeld, in stukskens gekapt of voor het minste gehangen, zal het veel voorzichtiger zijn, niemand te schilderen. Ik zal er over nadenken. --Waar is de zaal op welker muren ik al die doorluchtige lieden moet malen? vroeg Uilenspiegel aan den landgraaf. --Volg mij, sprak de landgraaf. En hij bracht hem naar een ruime kamer met groote witte muren. --Hier is zij, sprak hij. --Het ware goed, zei Uilenspiegel, dat men voor die muren groote gordijnen hing, om mijn schilderwerk te behoeden voor stof en voor de beleediging der vliegen. --Dat zal geschieden, sprak de edele landgraaf. Toen de gordijnen hingen, vroeg Uilenspiegel drie leerjongens, om zijne verven te malen, naar hij zeide. Dertig dagen lang gastreerden Uilenspiegel en de leerjongens en lieten zij zich de fijne vleezen en de oude wijnen goed smaken. De landgraaf zorgde voor alles. Doch den een en dertigsten dag stak hij zijn neus in de kamer, alwaar Uilenspiegel gezegd had, dat niemand mocht binnenkomen. --Hewel, Thijl, sprak hij, waar zijn de portretten? --Ze zijn verre, antwoordde Uilenspiegel. --Mag ik ze zien? --Nog niet. Den zes en dertigsten kwam hij weer met zijn neus voor de deur. --Hewel, Thijl? vroeg hij. --Edele landgraaf, zij gaan op hun laatste. Den zestigsten dag maakte de landgraaf zich kwaad en, de kamer binnentredend, sprak hij: --Op staanden voet gaat gij mij het schilderwerk toonen. --Ja, geduchte heer, sprak Uilenspiegel, maar gelief het gordijn niet te openen, alvorens de kapiteins en de edelvrouwen van uw hof hier binnen te roepen. --Dat zij komen, sprak de edele landgraaf. Op dit bevel traden allen binnen. Uilenspiegel stond voor het dichtgesloten gordijn. --Doorluchtige Landgraaf, sprak hij, en gij, mevrouwe de Landgravinne, en gij, hertog van Luneburg, en gij allen, schoone damen en dappere kapiteins, achter dit gordijn heb ik, op mijn beste, uw lieve of krijgshaftige gezichten geschilderd. Een iegelijk zal zich dadelijk herkennen. Gij zijt nieuwsgierig uw konterfeitsel te zien; 't is redelijk, doch verweerdigt u geduld te nemen en laat mij nog een woord of vijf zeggen. Gij, schoone damen en dappere kapiteins, die allen van edelen bloede zijt, kunt mijn schilderwerk zien en bewonderen, maar mocht onder u zich iemand bevinden van onadellijk bloed, niets zou hij zien dan een witten muur. En nu, verweerdigt U uwe doorluchtige oogen te openen. Uilenspiegel schoof het gordijn weg. --Alle
PREV.   NEXT  
|<   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120  
121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 
landgraaf
 

gordijn

 

schilderwerk

 

kapiteins

 

leerjongens

 
dappere
 
gordijnen
 

verweerdigt

 
openen

dertigsten

 

binnen

 

schoone

 

niemand

 

groote

 

doorluchtige

 

Landgravinne

 

minste

 
gehangen
 

hertog


Luneburg

 

gezichten

 

geschilderd

 

krijgshaftige

 
mevrouwe
 

achter

 
dichtgesloten
 

edelvrouwen

 

nadenken

 
alvorens

schilderen

 

iegelijk

 

Doorluchtige

 

voorzichtiger

 

traden

 

roepen

 
Landgraaf
 

gekapt

 

onadellijk

 

bevinden


bewonderen

 

iemand

 

witten

 

schoof

 
bloede
 
redelijk
 

konterfeitsel

 

nieuwsgierig

 
herkennen
 

gelief