n slechte voorbeteekenis kunnen
hebben. En, zoo we ook al onze waardigheid te grabbelen gooien, dan moet
toch onze ongerepte naam ons ter harte gaan. De wijze koning Salomo
heeft in de Spreuken geschreven: "Wie naar raad hoort is wijs."[1] De
bisschoppen hebben hunne Synoden, de monnikorden hebben hunne
vergaderingen, soldaten hunne lokalen waar ze bijeenkomen, dieren hunne
bijeenkomsten, zelfs de mierenkolonie heeft haar plaats waar ze
vergadert. Van alle levende wezens zijn de vrouwen de eenige die dat
nooit doen.--MARGARETHA: Nu, vaker dan wel past.--CORNELIA: Op 't
oogenblik is 't nog geen tijd om tusschen mijn woorden in te praten.
Laat ik eerst uitspreken. Ieder krijgt op haar beurt gelegenheid om wat
te zeggen. 't Is niets nieuws wat we hier doen. We hernieuwen eenvoudig
een oud gebruik. Voor ongeveer, als ik me niet vergis, dertienhonderd
jaren heeft de hooggeprezen Keizer Heliogabalus....--PEROTTA: Wat,
hooggeprezen? Een kerel dien ze aan een haak in 't riool gesleurd
hebben?--CORNELIA: Daar word ik al weer in de rede gevallen. Als we
iemand op die manier prijzen of misprijzen, dan kunnen we ook wel kwaad
zeggen van Christus omdat hij gekruisigd is, en van den vromen Domitius
omdat hij in zijn huis is gestorven. En toch wordt aan Heliogabalus
niets ergers verweten dan dat hij het heilige vuur, dat door de
Vestaalsche maagden werd verzorgd, op den grond heeft geworpen, en dat
hij in zijn paleis in een kapel Mozes vereerde nevens Christus, dien zij
uit smaad "Chrestus," d.i. "Nutsman" noemden. Die Heliogabalus nu, heeft
ingesteld dat, evenals de Keizer met zijn raadslieden een vergadering
hield, om over gemeenschappelijke belangen te spreken, zoo ook zijn
moeder Augusta haar raad zou hebben, waar gesproken moest worden over de
belangen van het vrouwelijk geslacht: een vergadering die de mannen, 't
zij uit spot, 't zij om een onderscheid te maken: "gemeenteraadje"
noemden. Dit voorbeeld van zooveel eeuwen geleden te hernieuwen, wordt
ons van zelf door de omstandigheden reeds lang aan de hand gedaan. En ik
hoop dat niemand uwer zich zal laten afschrikken door 't feit, dat de
Apostel Paulus een vrouw verbiedt te spreken in een bijeenkomst, die hij
den naam van "uitgelezen vergadering" geeft.[2] Hij bedoelt natuurlijk
een bijeenkomst van vrouwen, terwijl dit een meeting is van vrouwen.
Want als vrouwen altijd maar moesten zwijgen, waartoe zou dan de natuur
ons de tong gegeven hebben, die toch niet minder vaardig is dan
|