ende, ons waardig maken, dat ook
wij, door de gunst van den Heiligen Geest op een geestelijke wijze,
Jezus ontvangen in ons binnenste binnenste en wanneer wij hem eenmaal
hebben opgenomen, hem nimmer weer verliezen. Amen!" Terwijl ik het
altaar kuste, legde ik wat geld neer en verwijderde mij.--MENEDEMUS: En
wat deed daarop de Heilige Maagd? Gaf ze door geen enkelen wenk te
kennen dat ze uw gebed verhoord had?--OGYGIUS: Het was er, zooals ik je
al zei, slechts twijfelachtig licht en Zij stond daar in 't duister aan
de rechterzijde van het altaar. Ook hadden mij de woorden van den
vorigen kerkegids zoo uit 't veld geslagen dat ik mijn oogen eigenlijk
niet vrij durfde opslaan.--MENEDEMUS: De afloop van dien tocht was dus
niet zoo heel vroolijk?--OGYGIUS: Integendeel,
allerprettigst.--MENEDEMUS: Je geeft mij weer moed. Want mijn moed was
me in de schoenen gezonken, zooals uw dichter Homerus dat zegt.[1] Na
iets genuttigd te hebben gaan we weer naar de kerk.--MENEDEMUS: Durfde
je dat, jij die van tempelroof verdacht waart?--OGYGIUS: Misschien
dachten anderen dat van mij; maar ik wist mij zelf onschuldig. Iemand
die zich van geen kwaad bewust is, kent geen vrees. Ik voelde me sterk
aangetrokken tot de oorkonde, waarnaar de bewaarder ons verwezen had. Na
lang zoeken vonden we die eindelijk: maar zij was ergens in de hoogte
opgehangen, zoodat ze maar niet door een ieders oogen kon worden
gelezen. Mijn oogen zijn zoo dat 't wel geen oogen zijn als van een
lynx, maar dat ik toch ook niet kippig ben. Toen dus Aldrisius ons het
stuk voorlas, volgde ik de woorden met mijn oogen, daar ik hem in zoo'n
gewichtige zaak niet in allen deele vertrouwde.--MENEDEMUS: En is alle
twijfel bij je weggenomen?--OGYGIUS: Ja, ik schaamde me over mijzelven,
dat ik ook maar een oogenblik had kunnen twijfelen, zoo duidelijk werd
hier alles voor oogen gesteld: de naam, de plaats, de gebeurtenis,
precies zooals 't geschied was, in korte woorden en toch zonder iets
over te slaan. Er wordt n.l. verteld dat er een man was, met name
Willem, te Parijs geboren, een man vroom ook in andere opzichten, als
wel voornamelijk vol godsdienstijver in 't opsporen van heilige
relikwieen over de heele wereld. Na veel streken doorreisd te hebben, na
overal kloosters en kerken te hebben doorsnuffeld, kwam hij ook
eindelijk te Constantinopel aan. Een broer van gezegden Willem was daar
Bisschop. Toen hij zich al gereed maakte voor zijn vertrek, wees zijn
broer er hem op dat
|