et te lastig is.--OGYGIUS:
Zeker niet: ik vind het juist prettig als je er naar hooren wilt. Kent
is dat deel van Engeland dat tegenover Frankrijk en Vlaanderen ligt.
Canterburry is er de hoofdstad van. Daar bevinden zich twee kloosters in
de stad zoowat naast elkaar gelegen: in beide wonen Benedictijner
monniken. 't Klooster dat naar den Heiligen Augustinus heet is 't
oudste. 't Andere dat aan Sint Thomas gewijd is, schijnt de zetel van
den Aartsbisschop geweest te zijn, waar hij in gezelschap van enkele
monniken zijn leven sleet, zooals ook nu nog de Superieuren van 't
klooster een huis hebben, wel grenzend aan 't klooster, maar toch
afgescheiden van de huizen der overige Kanunniken. Oudtijds toch leidden
zoowel bisschoppen als ook Kanunniken zoowat een monnikenleven.
Duidelijke sporen zijn daarvan nog te zien. De kerk aan Sint Thomas
gewijd, verheft zich zoo majestueus ten hemel, dat ze, ook al zien we
haar maar van verre, toch al grooten indruk maakt. En ziet men ze van
dichtbij, dan worden onze oogen door haar glans en luister verblind en
ze verdonkert om zoo te zeggen alles, wat zich in die van oudsher
zoozeer vereerde plaats bevindt. De Kerk heeft twee hooge torens, die
als het ware uit de verte de vreemdelingen groeten en het prachtig
gegalm van haar bronzen klokken wijd en zijd in den omtrek doen
weerklinken. In het voorportaal van de kerk, dat op 't Oosten ligt,
staan in steen gehouwen, drie gewapende mannen, die met misdadige hand
den allerheiligsten bisschop ombrachten. De namen van hun geslacht zijn
er bij gevoegd: Tuscus, Fuscus en Berry.--MENEDEMUS: Waarom wordt aan
die schurken zooveel eer bewezen?--OGYGIUS: Hun wordt natuurlijk
dezelfde eer bewezen als aan Judas, Pilatus, Caiaphas en aan de bende
hunner booswichten van soldaten die men overal mooi gebeeldhouwd op de
vergulde altaren kan zien. Hun namen staan er bij vermeld, om te maken
dat nooit iemand die namen voortaan eershalve zal dragen. Hun beelden
worden hier onder de oogen van het publiek gebracht, opdat geen hoveling
ooit meer de handen sla aan een bisschop of aan de bezittingen der kerk.
Want die drie trawanten zijn na 't volbrengen van het schelmstuk
krankzinnig geworden en ze hebben hun verstand slechts teruggekregen op
voorbede van Sint Thomas.--MENEDEMUS: Wat zijn die martelaren toch
oneindig in hun goedmoedigheid!--OGYGIUS: Bij 't binnentreden vertoont
zich de ruimte van de kerk in al haar machtige werking. Dat voorste deel
is toegankelijk
|