e te
wezen dat iemand met een gewoon tafelmes er iets zou kunnen afschrappen.
Verder bleef die heerlijke wijnmoer staan en ieder hield zijn brood. En
aan dat dessert werden dan allerlei vertelseltjes opgedischt. In dien
tusschentijd zat de vrouwenvergadering te eten.--JACOB: En het
dienstpersoneel?--GILBERT: Dat had niets met ons te maken. Die
gebruikten hun middagmaal en hun avondeten op de voor hen bestemde uren.
Maar op een geheelen dag brachten zij daarmee nauwelijks een half uur
zoek.--JACOB: Maar hoe was hun eten?--GILBERT: Nou, dat kun-je zelf wel
raden.--JACOB: Wat gaat dat bij de Duitschers toch anders! Die hebben
nauwelijks genoeg aan een uur voor hun ontbijt; net zoo veel voor hun
twaalf-uurtje; anderhalf uur voor hun middagmaal; twee uren voor hun
hoofdmaal 's avonds. En wanneer ze zich niet goed kunnen volladen met
lekkeren wijn, met voedzaam vleesch en smakelijke visch, dan loopen ze
weg bij hun meester en worden soldaat.--GILBERT: 's Lands wijs, 's lands
eer!--JACOB: De Italianen hebben weinig zorg voor hun keelgat. Ze hebben
liever geld dan lekker eten, en ze zijn sober van natuur ook, niet
alleen uit gewoonte.--JACOB: Nu verwondert 't mij niets meer dat je zoo
mager en schraal hierheen teruggekeerd bent. Eer moet ik me verwonderen,
dat wij je nog levend terug zien, vooral omdat je vroeger zoo gewend
waart aan kapoenen, patrijzen, duifjes en fazanten.--GILBERT: Nu, ik
geloof werkelijk dat ik er 't leven bij ingeschoten zou hebben, wanneer
ik niet een middeltje had bedacht.--JACOB: 't Ziet er slecht uit wanneer
men tot zulke middeltjes zijn toevlucht moet nemen.--GILBERT: Ik wist
gedaan te krijgen dat mij, toen ik er slecht begon uit te zien, bij elk
maal een vierde part van een gebraden kip werd voorgezet.--JACOB: Nu zul
je weer gaan opleven.--GILBERT: Niet zoo heel erg. Daar werd een heel
klein kippetje gekocht om vooral niet te veel uit te geven, een kippetje
waarvan er zes niet genoeg zouden zijn, om een Pool met een goede maag
voor zijn ontbijt te dienen. En als ze dat diertje gekocht hadden, gaven
ze 't ook niet eens te eten om geen kosten te maken en zoo werd er van
dat magere en schrale beestje een vleugel of een boutje gekookt, terwijl
't kippenlevertje aan 't jongste zoontje van Orthrogonus werd gegeven.
Den bouillon dronken de vrouwen er een paar malen van af, nadat er
telkens weer opnieuw water op gegoten werd. En zoo kwam dan 't boutje
drooger dan puimsteen voor mij te staan en smakeloozer dan
|