FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165  
166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  
S: Er werden lantaarns bijgehouden en toen zagen we een meer dan koninklijk schouwspel.--MENEDEMUS: Is de Heilige Maagd hier dan nog rijker dan Die aan de zee?--OGYGIUS: Voor zoo ver het uiterlijk aangaat overtreft deze de andere verre: 't verborgene kent Zij zelf 't best. Dit wordt alleen maar aan groote heeren getoond en aan bevoorrechte vrienden. Eindelijk komen we weer in de sacristij terug. Daar ontdoen ze een kistje, met zwart leer bedekt van 't omhulsel en zetten 't op tafel neer. 't Gaat open en we buigen ons neer op onze knieen.--MENEDEMUS: Wat was er in?--OGYGIUS: Gescheurde linnen lappen, waarvan de meesten nog sporen van snot en slijm droegen. Met die doeken wischte zich, naar men zeide, de vrome man 't zweet van zijn gezicht en zijn hals; daarin snoot hij zijn neus of dergelijke vuiligheden meer, waarvan 't menschelijk lichaam niet vrij is. Mijn goede vriend Gratianus oogstte daar ook al weer niet den allerbesten dank in. Hem bood de Prior, als Engelschman, als bekende en als man van veel invloed, welwillend een der doeken ten geschenke aan, denkend dat hij hem een hoogst welkom cadeau aanbood. Maar Gratianus toonde zich hiervoor alles behalve dankbaar, vatte den doek met zijn vingers aan met een tamelijk minachtend gebaar, en legde hem weinig eerbiedig weer neer, terwijl hij de lippen vooruit stak als wilde hij gaan fluiten. Dat was zoo zijn gewoonte, als hem iets overkwam, waarover hij zijn minachting meende te moeten uiten. Ik schaamde mij dood en hield mijn hart vast hoe dit zou afloopen. De Prior deed alsof hij niets merkte van 't geen gebeurd was, nam beleefd afscheid en liet ons vertrekken, na ons eerst een glas wijn te hebben geschonken. Toen we naar Londen terugkeerden....--MENEDEMUS: Waartoe was dat noodig, daar je nu niet ver van je vaderlandsche kust af waart?--OGYGIUS: 't Is zoo. Maar ik wilde liefst die slecht ter naam en faam bekend staande kust vermijden, slecht befaamd om de rooverijen en knevelarijen, erger dan die bij kaap Malea in de Oudheid tegenover schipbreukelingen werden gepleegd. Ik zal je eens vertellen wat ik bij mijn laatsten overtocht van Frankrijk naar Engeland heb gezien. We voeren, verscheidene reizigers in getal, van de kust bij Calais in een sloep naar ons schip, dat op de ree lag. Onder de medereizigers bevond zich ook een jong Franschman, arm en berooid in zijn plunje. Ze vroegen hem een halven frank veergeld. Zooveel zetten ze iemand af voor dat kleine eindje overvaren. H
PREV.   NEXT  
|<   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165  
166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  



Top keywords:

MENEDEMUS

 

OGYGIUS

 

zetten

 

waarvan

 

werden

 

doeken

 

Gratianus

 
slecht
 

berooid

 

plunje


merkte
 

Zooveel

 

afloopen

 

gebeurd

 
hebben
 
vertrekken
 

beleefd

 

afscheid

 

waarover

 

overkwam


minachting

 

meende

 

veergeld

 

gewoonte

 
vooruit
 

fluiten

 

moeten

 
vroegen
 

overvaren

 

halven


schaamde

 

eindje

 

geschonken

 

verscheidene

 

reizigers

 

voeren

 

iemand

 

befaamd

 
rooverijen
 

knevelarijen


Oudheid

 

Frankrijk

 

Engeland

 

vertellen

 

laatsten

 

tegenover

 

gezien

 

schipbreukelingen

 
gepleegd
 

vermijden