FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180  
181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  
den luim. Maar ik zal nu een verhaaltje vertellen dat met het daareven vertelde groote overeenkomst heeft. We stappen intusschen nog niet af van Lodewijk, die er steeds een groot vermaak in vond happige en inhalige hovelingen teleur te stellen. Hij had van den een of ander tienduizend goudstukken ten geschenke ontvangen. Zoo dikwijls vorsten een voorraad geld krijgen azen alle ambtenaren daarop en hopen een stukje van den buit deelachtig te worden. Ook Lodewijk wist dit heel goed. Toen dus dit geld op de tafel lag uitgeteld, om allen nog meer in hun groote verwachtingen te prikkelen, sprak hij tot de omstanders: "Wat zeg-jelui er van? Vind-je niet dat ik een rijk koning ben? Hoe zullen we zoo'n groote som beleggen? Maar, 't is gegeven geld, 't moet ook weer weggegeven worden. Waar zijn nu de vrienden aan wie ik verplichtingen heb voor mij bewezen diensten? Ze moeten zich melden voordat de geldstroom is opgedroogd." Op die roepstem komen velen aanloopen. Ieder meent voor zich zelven op iets te mogen rekenen. Toen de koning er een zag, die met bijzonder begeerige oogen naar 't geld stond te kijken, wendde hij zich tot hem en zei: "Nou vriendje, wat heb jij te vertellen?" De man deelde nu mee dat hij geruimen tijd 's konings valken had gevoederd, met nauwgezette zorg en met groote kosten: en zoo bracht de een dit, de ander dat te berde. Ieder vijzelde, zooveel hij kon, 't geen hij verricht had op, en daar liep menige leugen onder. De koning hoorde hen allen welwillend aan en gaf na ieders mededeelingen zijn goedkeuring te kennen. De beraadslaging werd opzettelijk door hem gerekt om ze allen des te langer in de pijnlijke onzekerheid te laten. Onder de aanwezigen bevond zich ook de Rijkskanselier, dien de koning mede had laten ontbieden. Deze was voorzichtiger dan de anderen, prees zijn verdienstelijke daden niet aan en gedroeg zich als lijdelijk toeschouwer. De koning wendde zich tot hem met de vraag: "En wat zegt mijn Kanselier? Hij is de eenige die niets vraagt en zijn daden niet ophemelt?" De Kanselier antwoordde: "Ik heb meer bewijzen van uw koninklijke welwillendheid ontvangen dan ik wel verdiend had en mijn grootste zorg is hoe ik die weldadigheid jegens mij zal kunnen vergelden. Zoo ver is 't er van af, dat ik nog meer zou willen vragen." En toen de koning vroeg: "Zijt gij dan de eenige onder allen die geen geld noodig hebt?" luidde het antwoord: "Uw royaliteit heeft gemaakt dat ik 't niet noodig heb." De koning wendde
PREV.   NEXT  
|<   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180  
181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  



Top keywords:
koning
 

groote

 

wendde

 
worden
 
eenige
 
Kanselier
 

noodig

 

Lodewijk

 

vertellen

 

ontvangen


hoorde
 
opzettelijk
 

konings

 

langer

 

menige

 

geruimen

 

leugen

 

beraadslaging

 

gerekt

 

welwillend


mededeelingen
 

bracht

 

ieders

 
vijzelde
 

zooveel

 
verricht
 
kosten
 

goedkeuring

 

valken

 

gevoederd


nauwgezette

 

kennen

 
gedroeg
 
jegens
 

weldadigheid

 
kunnen
 

vergelden

 

grootste

 

koninklijke

 

welwillendheid


verdiend

 

willen

 
antwoord
 

luidde

 
royaliteit
 
gemaakt
 

vragen

 

bewijzen

 
ontbieden
 

voorzichtiger