ie bij uitstek
goed zingt of bijzonder leelijk. Wordt er niet meer gelachen, wanneer
men den koekoek hoort dan bij 't hooren van de nachtegaal?
Middelmatigheid vindt hierbij geen lof.--KAREL: Maar waarom worden zij
gestraft die een prijs verdienen?--WILLEM: Om te maken dat niet hun al
te groot geluk een wraakgodin oproepe, wanneer ze en den prijs en
straffeloosheid verwierven.--KAREL: Bij Bacchus! Minos, de
rechtvaardigste wetgever[1] die er ooit is geweest, heeft nooit een
billijker wetsbepaling gemaakt.--PIETER: En zult gij geen voorschriften
geven welke regels bij 't drinken in acht moeten worden
genomen?--WILLEM: Na rijp beraad zal ik het voorbeeld volgen van den
Spartaanschen koning Agesilaos.--PIETER: Wat deed die?--WILLEM: Toen hij
eens bij keuze van 't lot tot tafelpresident was gekozen en de
hofmeester hem vroeg hoeveel wijn hij bij elken gast moest plaatsen,
antwoordde hij dezen: "Als gij tamelijk veel wijn in voorraad hebt, geef
dan aan ieder zooveel hij vraagt; als de voorraad wat minder rijk is,
verdeel dien dan gelijkelijk onder allen."--PIETER: Wat bedoelde de
Spartaan met die woorden?--WILLEM: Hij had er dit mee op het oog: om het
maal niet tot een dronkemanspartij te maken, maar ook niet tot een
aanleiding om te mopperen.--PIETER: Hoe dat zoo?--WILLEM: Omdat er zijn
die graag veel drinken, maar ook anderen die 't liever wat kalm-aan
doen. Er worden ook menschen gevonden die geheel-onthouders zijn, zooals
men zegt dat koning Romulus is geweest. Als er dus aan niemand wijn
gegeven wordt of hij moet er om vragen, dan wordt vooreerst niemand
gedwongen om te drinken en toch behoeven zij die van een flink glas wijn
houden, er niet minder om te drinken. Zoo komt 't, dat dan iedereen
vroolijk is aan tafel. En omgekeerd, wanneer met schriele hand de wijn
in gelijke porties wordt rondgedeeld aan iederen gast afzonderlijk, dan
krijgen zij die wat matig drinken genoeg; terwijl ook niemand bij een
gelijke uitdeeling murmureeren kan, wanneer hij ziet dat iemand, die van
plan was het er eens goed van te nemen, zich kalm moet schikken naar
matigheid. Als u dus het voorbeeld van den Spartaanschen koning bevalt
dat ik daar aanhaalde, dan zullen wij dat volgen. Immers wij willen dat
het maal gezellig worde door de vertellingen, niet door den invloed van
veel wijn.--PIETER: Wat dronk Romulus dan?--WILLEM: Wat de hondjes ook
drinken.--PIETER: Is dat een koning niet onwaardig?--WILLEM: Volstrekt
niet meer onwaardig, dan wanne
|