. Het is een Heilige die in geheel
Engeland geeerd wordt en men zal op dat eiland niet licht iemand vinden
die hoopt dat 't hem goed zal gaan of hij komt haar jaarlijks met een
kleine gave naar gelang van zijn fortuin begiftigen.--MENEDEMUS: Waar
huist ze?--OGYGIUS: Aan den uithoek van Engeland, in het Noordwesten,
niet ver van de zee, ongeveer drie mijlen. Het is een dorpje dat
nauwelijks van iets anders bestaat dan van de talrijke pelgrims. Er is
een college van Kanunniken, die den latijnschen bijnaam van Regulieren
dragen. 't Is een midden-slag geestelijken tusschen monniken en
kanunniken die men "wereldlijke" noemt.--MENEDEMUS: Zoo'n soort van
amphibieen dus, zooiets als de bevers.--OGYGIUS: Ja, en ook de
krokodillen. Maar, alle gekheid ter zijde. In drie woorden kan ik zeggen
wat ge wilt weten. Kanunniken zijn gehaat, monniken staan in de
gunst.--MENEDEMUS: Je spreekt nog in orakeltaal.--OGYGIUS: Laat ik er
dan een wiskundige verklaring bijvoegen. Als de Paus te Rome eens alle
monniken met zijn banbliksem trof, dan zouden dezen hier zich als
Kanunniken beschouwen en niet als monniken. En als diezelfde Paus alle
monniken toestond een vrouw te nemen, dan zouden ze verklaren monniken
te zijn.--MENEDEMUS: 'k Wou dat ze bij die gelegenheid mijn vrouw
meenamen!--OGYGIUS: Maar, om op ons onderwerp terug te komen: dit
college heeft eigenlijk geen andere inkomsten dan die welke de
goedgunstige beschikking van de Heilige Maagd hun toestaat. De grootere
kerkgeschenken worden bewaard. Maar wat er aan geld binnenkomt of aan
zaken van minder waarde, dat wordt gestort in de kas om er de Orde en
haar hoofd van te onderhouden. Deze heet bij hen Prior.--MENEDEMUS: Zijn
't menschen van goeden levenswandel?--OGYGIUS: Daar hoort men niet over
praten. Ze zijn rijker in vroomheid dan in jaarlijksche inkomsten. Het
is een aardige en smaakvolle kerk. Maar de Heilige Maagd woont daarin
niet, eershalve heeft ze die aan haar Zoon afgestaan. De Heilige Maagd
heeft haar eigen kerk, om rechts van haar Zoon te
verblijven.--MENEDEMUS: Rechts? Waar ziet haar Zoon dan heen?--OGYGIUS:
Goed opgemerkt! Als hij naar 't westen ziet, dan heeft hij zijn moeder
rechts; wendt hij zich naar 't oosten, dan bevindt zij zich links. Maar
zij woont daar niet. Haar kerk is nog niet gereed: de wind kan er nog
overal doorheen spelen omdat deuren en vensters nog openstaan: en de zee
waarop alle winden ontstaan, ligt vlak bij.--MENEDEMUS: Dat is hard.
Waar woont ze dan?
|