arop staat
een Christusbeeld met de Moeder Gods eershalve aan Zijn rechterzijde. De
melk toch stelt de Moeder voor.--MENEDEMUS: Kan men dan de melk
zien?--OGYGIUS: Natuurlijk, in een kristallen omhulsel.--MENEDEMUS: Dus
vloeibaar.--OGYGIUS: Wat wou je nu praten van _vloeibaar_, terwijl de
melk meer dan vijftienhonderd jaren geleden uit de borst gekomen is.
Neen, de melk is samengeronnen: men zou haast zeggen fijn gewreven krijt
met wit van een ei vermengd.--MENEDEMUS: Waarom toont men ze dan niet
onbedekt?--OGYGIUS: Wel natuurlijk dat de melk van de Maagd niet
bezoedeld zal worden door de kussen van mannen.--MENEDEMUS: Dat laat
zich hooren. Want er zijn, dunkt me, mannen, die er een niet reinen en
niet maagdelijken mond zouden aanzetten.--OGYGIUS: Zoodra de kerkegids
ons in 't oog kreeg liep hij op ons toe, schoot een linnen gewaad aan,
voegde er een priesterlijke stool over zijn schouders aan toe, knielde
eerbiedig neer en lag in aanbidding. Daarna reikte hij ons de Heilige
Melk toe om die te kussen. Toen knielden ook wij op de onderste trap van
het altaar eerbiedig neer. Na eerst Christus gegroet te hebben, sprak ik
tot de Heilige Maagd het volgend gebed uit dat ik juist hiervoor had
opgesteld: "Moedermaagd, Gij die waardig gekeurd zijt met Uwe
maagdelijke borsten den Heer van Hemel en aarde, Uwen Zoon Jezus te
laven, wij spreken de bede uit dat wij, door Zijn bloed gereinigd, mogen
toenemen in braafheid en dat wij mogen bereiken die gelukkige jeugd van
duivenonschuld welke, onbekend met slechtheid, bedrog en list, bij
voortduring dorst naar de melk van de wetenschap van het Evangelie,
totdat die kindsche staat opgegroeid zij tot volmaakten mannelijken
leeftijd, naar de mate van de volheid van Christus, wiens zalige
gemeenschap gij ten eeuwigen dage moogt genieten met den Vader en den
Heiligen Geest. Amen!"--MENEDEMUS: Nu, dat is een vroom gebed. En wat
deed de Heilige Maagd?--OGYGIUS: Wel 't scheen me toe dat Zij beiden,
Zij en Haar Zoon, mij toeknikten, als ik me ten minste niet heelemaal
vergis. Ik verbeeldde mij dat die Heilige Melk een weinig opsprong en 't
scheen mij toe alsof de avondmaalskelk wat glanzender blonk dan te
voren. Intusschen kwam de tempelgids weer op ons af, wel zonder een
woord te zeggen, maar terwijl hij ons een bordje voorhield, zooals bij
ons de menschen dat hebben, die bruggetolgeld innen.--MENEDEMUS: Ja 'k
heb wat dikwijls die bedelbordjes verwenscht, toen ik in Duitschland
reisde.--OGYGIUS:
|