bidt:
"Maria geef me een rijken en mooien bruigom." Een getrouwde vrouw:
"Schenk mij mooie kinderen." Een zwangere vrouw: "Maak mij mijn
bevalling licht." Een oude vrouw: "Maak dat ik lang mag leven zonder
hoest en zonder dorst." Een oude malle gek: "Geef dat ik weer jong mag
worden." Een wijsgeer roept uit: "Maak dat ik onontwarbare
wetenschappelijke knoopen kan leggen." Een priester vraagt: "Geef mij
een mooie priesterplaats." Een Bisschop vraagt: "Bescherm mijn Kerk." De
zeeman: "Verleen mij een veilige vaart." Een gouverneur zegt: "Laat mij
uw Zoon zien voor ik sterf." Een hoveling: "Doe mij in mijn stervensuur
eerlijk en naar waarheid mijn zonden biechten." Een boer bidt: "Geef mij
regen op tijd." Een boerin: "Bewaar ons klein en groot vee in
gezondheid."--Weiger ik iets, dan heet ik dadelijk onbarmhartig. Zoo ik
hen naar mijn Zoon verwijs, dan moet ik hooren: "_Hij_ wil alles wat
_gij_ wilt." Moet _ik_ in mijn eentje, die maar een vrouw en nog al een
maagd ben, hulp verleenen aan varenslieden, krijgers, handelaars,
spelers, trouwende paren, zwangere vrouwen, gouverneurs, vorsten en
boeren? Maar alles wat ik daar gezegd heb, is nog maar een klein deel
van 't geen ik te doorstaan heb. Van dat alles heb ik tegenwoordig veel
minder last dan vroeger, en daarom zou ik u van harte dank zeggen, ware
het niet dat dit voordeel een veel grooter nadeel met zich meesleepte.
Ik heb nu wel veel meer vrijen tijd, maar minder eerbewijzen en minder
inkomsten. Vroeger werd ik begroet als "Hemelskoningin," "Meesteres der
Wereld," nu hoor ik ternauwernood uit den mond van enkelen een "Ave
Maria." Vroeger behing men mij met kostbare steenen en goud, kreeg ik
fraaie kleedingstukken in overvloed, werden mij giften in goud en
edelsteenen gebracht, tegenwoordig krijg ik ternauwernood een klein
manteltje en dat nog wel een waaraan de muizen geknabbeld hebben. De
jaarlijksche inkomsten zijn zoo gering geworden, dat ik er ternauwernood
een armzaligen kerkdienaar van kan onderhouden om een lampje of een
vetkaars voor mij aan te steken. En dat alles zou nog te dragen zijn,
wanneer men niet vertelde dat gij nog grooter plannen koestert. Men zegt
dat gij 't daarop aanstuurt: alle Heiligen uit de kerken te jagen.
Bedenk echter wel wat gij gaat doen. Den anderen Heiligen ontbreekt 't
niet aan de macht om zich te wreken over 't onrecht hun aangedaan.
Wanneer ge Petrus uit de kerk werpt, dan kan hij voor u op zijn beurt de
deur van den hemel sluiten.
|