r zin wel doen. Je weet hoe
't met vrouwen gesteld is als ze zich eens iets in het hoofd gehaald
hebben. En bovendien--'t ging _mij_ toch ook aan.--MENEDEMUS: Wat voor
gevaar liep je, wanneer je nu de gelofte eens niet hadt
vervuld?--OGYGIUS: 't Is waar, de Heilige kon me niet voor 't gerecht
dagen, maar hij zou in 't vervolg doof kunnen zijn voor mijn gebeden of
stil een ongeluk over mijn familie kunnen brengen. Je weet: hoe 't met
groote heeren gaat!--MENEDEMUS: Zeg me eens, hoe gaat 't met de zaken
daar bij dien goeden Jacob?--OGYGIUS: Vrij wat minder florissant dan
vroeger.--MENEDEMUS: Hoe dat zoo? Wordt hij oud?--OGYGIUS: Och, jij
grappenmaker. Je weet wel dat Heiligen niet oud worden. Maar die nieuwe
leer, die zich zoo over de wereld, verspreidt, maakt dat men hem niet
meer zoo druk komt begroeten als vroeger wel de gewoonte was. En als de
menschen nog komen, dan komen ze alleen maar met een begroeting.
Geschenken brengen ze niet mee, of 't zijn heel geringe, omdat ze
beweren dat men het geld beter kan besteden voor de armen.--MENEDEMUS:
Wat een goddelooze leer!--OGYGIUS: En zoo staat daar nu die machtige
Apostel die altijd placht te blinken en schitteren van edelsteenen en
goud, als een houten pop, ternauwernood met een enkel
vetkaarsje.--MENEDEMUS: Nu, wanneer 't waar is wat ik hoor vertellen,
dan loopen ook de andere Heiligen groot gevaar dat hun 't zelfde
gebeurt.--OGYGIUS: Er is zelfs een brief in omloop die eigenhandig
daarover door de Heilige Maagd Maria geschreven is.--MENEDEMUS: Welke
Maria?--OGYGIUS: Maria bijgenaamd "Van Steen."--MENEDEMUS: Je bedoelt
Maria uit 't land bij Bazel?--OGYGIUS: Juist, die.--MENEDEMUS: Je
spreekt me daar dus van een steenen Heilige. Maar aan wien heeft ze
geschreven?--OGYGIUS: De naam staat in den brief zelf.--MENEDEMUS: Door
wien is de brief bezorgd?--OGYGIUS: Zeker door een engel, die den brief
had neergelegd op den preekstoel van den prediker aan wien de brief
geadresseerd is. En opdat je niet 't minste bedrog zoudt kunnen
vermoeden, zul-je den eigenhandig geschreven brief zelf
zien.--MENEDEMUS: Kent ge dan de hand van den engel die particulier
secretaris van de Heilige Maagd is?--OGYGIUS: Zeer zeker.--MENEDEMUS: En
op welken grond wel?--OGYGIUS: 'k Heb het grafschrift van Beda gelezen,
waarvan men zegt dat 't ook door engelen is ingebeiteld. De vorm van de
letters in dat grafschrift komen geheel met die van den brief overeen.
Ik heb ook het briefje gelezen dat aan den Heil
|