eenvoudige vrouwen, ter eere van hare kunne, zijden
ceintuurs te gebruiken en de gespen van haar japon met een zijden
borduurseltje te versieren. Thans is 't kwaad dubbel. Vooreerst moet 's
mans vermogen er aan gelooven en in de tweede plaats gaat 't verschil
van stand verloren, wat toch maar de waarborg is dat ieder krijgt wat
hij waard is. Zoo vrouwen uit het volk mogen rijden in mooie wagens en
zich in draagstoelen met ivoor versierd en met fijn linnen gedekt kunnen
laten dragen, wat schiet er dan nog over voor dames van adel en aanzien?
En als een vrouw gehuwd met iemand die amper-aan Ridder is, reeds een
sleep draagt van vijftien el, wat moet dan de vrouw van een Hertog of
Graaf doen? En dit is des te ondraaglijker, omdat wij zoo nu en dan met
verwonderlijke onberedeneerdheid onze kleederdracht veranderen. Eertijds
hingen van de punten die uitsteken van den top onzer hoofdbedekking,
linten af. Door dat versiersel onderscheidden zich de voorname dames van
de vrouwen uit lageren stand. Om nu de gelijkheid weer weg te nemen
namen de eerstgenoemden hoeden aan, die van buiten wit bont toonden met
zwarte staartjes bezet. Onmiddellijk nam 't lage volk het over. Weer
veranderden de dames van onzen stand en gingen een zwarten mantel dragen
van linnen. De vrouwen van de lagere standen durfden dat niet alleen
nadoen, maar voegden er nog gouden franje aan toe, ja, ten slotte zelfs
edelsteenen. Oudtijds was het een voorrecht van edelvrouwen zich de
haren van 't voorhoofd en de slapen uit te trekken en de haren op de
kruin in een wrong te binden. Lang duurde 't niet of de eerste de beste
volgde dat na. Eindelijk gingen zij het haar dragen zoo dat het op 't
voorhoofd neerhing; ook de vrouwen uit het volk deden dit onmiddellijk
na. Alleen adellijke dames hadden eertijds pages en lakeien en onder
deze een bevoorrechten, die haar de hand moest reiken wanneer ze van
haar zitplaats ging opstaan, die haar linkerhand bij 't loopen met zijn
rechterhand mocht steunen. En die eer werd alleen maar toegestaan aan
knapen van edele geboorte. En nu de getrouwde vrouwen dit overal doen,
nemen ze ook maar ieder die wil tot dat dienstbetoon aan, bijv. tot de
taak van sleepdragers. Zoo groetten vroeger alleen maar adellijke dames
met een kus. En lang niet iedereen ontvingen ze daarmee, ja zelfs
reikten ze niet aan iedereen de hand tot den handkus. Nu schieten zelfs
zij, die naar leer stinken op een dame af, om haar een kus te geven,
zelfs al is het e
|