iet toe
gekomen is na een voorbereiding in zulk een recrutenschool. Dat is dus
uw uiterste redmiddel wanneer alles verkeerd loopt. Maar ge moet den
ondersten steen boven keeren dat 't niet zoo ver komt. Laat je vooral
niet door zorgeloosheid foppen. Ontwijk kleine stadjes, waar je geen
vinger in de asch kunt steken of de wereld weet 't. In groote en drukke
steden heb je meer vrijheid of--ze moesten soms zijn als Marseille, waar
alles zoo uiterst stijf en eerbaar toegaat. Tracht dus ongemerkt
uittevisschen wat men van u zegt. Wanneer je merkt dat men zoo in dezen
zin over je praat: "Wat doet hij toch; waarom blijft hij zoo lang hier;
waarom gaat hij niet terug naar zijn land? Waarom laat hij zijn kasteel
in den steek? Uit welke familie stamt hij toch? Waar haalt hij toch 't
geld vandaan voor zijn groote verteringen?"--wanneer dergelijke praatjes
langzamerhand beginnen te loopen, dan moet je er intijds op bedacht zijn
om de plaat te poetsen: maar 't moet de retraite van een leeuw zijn,
niet een hazenvlucht. Wend voor: dat je voor groote dingen geroepen
wordt naar 't keizerlijk hof, dat je binnenkort met een compagnie
soldaten zult terugkomen. In je afwezigheid zullen ze niet tegen je
durven kikken, omdat ze bang zijn te verliezen wat ze van je te eischen
hebben. Maar vooral geloof ik, dat je op je hoede moet zijn tegen dat
slag van menschen dat 't hoofd vol heeft van dichterlijke plannen,
lichtgeraakt volkje. Als iets hun niet bevalt, smeren ze dadelijk papier
vol en wat ze hebben opgeklad gaat terstond de wereld door.--HARPALUS:
'k Mag doodvallen zoo je raad mij niet bij uitstek aannemelijk voorkomt.
'k Beloof je: ik zal maken dat je in mij een leerzaam scholier en een
niet ondankbaar jongmensch vindt. Het eerste het beste paard dat ik in
mijn weiden vind en dat waard is je te dragen, zal ik je ten geschenke
zenden.--NESTORIUS: Nu moet je op _jouw_ beurt ook doen wat je begonnen
bent _mij_ te beloven. Waarom heb je zoo'n bijzonderen trek om den
edelman te spelen als je 't niet bent?--HARPALUS: Om geen andere reden
dan omdat adellijke heeren alles ongestraft mogen doen wat ze maar
willen. Vind-je dat zoo'n kleinigheid?--NESTORIUS: Al loopt 't verkeerd
uit, we zijn allen onzen tol aan de natuur door den dood verschuldigd,
al leefde men ook in een Karthuizerklooster. En men sterft gemakkelijker
op 't rad, dan aan 't graveel, aan jicht of aan een beroerte. Een goed
soldaat moet gelooven dat er van den mensch na den dood niets
|