t verkocht. Als ik u den prijs uitbetaal dan hebt ge met mij
niets meer te maken. Er zijn nog rechters hier in de stad. Ge kunt me
niet dwingen u het paard te leveren." Terwijl ik er nog lang op aandrong
dat hij mij 't paard zou afgeven of mij den kooper zou aanwijzen,
betaalde hij me eindelijk den prijs uit. Ik had 't voor vijftien
goudstukken gekocht en het later geschat op zes-en-twintig. Hij had 't
op twee-en-dertig gesteld. Hij redeneerde zoo bij zich zelf: 't is
voordeeliger dit zoete winstje te maken dan 't paard terug te geven. Ik
ga heen, voorgevend erg boos te zijn en slechts noode gekalmeerd door 't
ontvangen geld. De paardenkooper vroeg of ik 't hem niet kwalijk wilde
nemen: dat hij mijn schade wel op andere manieren zou trachten te
vergoeden. En zoo werd de bedrieger bedrogen. Hij zit nu met een paard
dat niets waard is, en wacht maar steeds dat de man die hem 't handgeld
heeft gegeven zal komen om hem den bedongen prijs uit te betalen. Maar
er komt niemand en er zal ook nooit iemand komen.--AULUS: En heeft hij
er u intusschen nooit over gesproken?--PHAEDRUS: Wat zou dat voor een
brutaliteit zijn en met welk recht zou hij dat doen? Hij heeft me nog
wel eens een paar malen ontmoet en mij zijn beklag gemaakt over de kwade
trouw van den kooper. Maar ik heb hem van mijn kant dadelijk den mantel
uitgeveegd en gezegd dat hij die leelijke behandeling waard was, omdat
hij mij door een overhaasten verkoop van zoo'n goed paard had beroofd.
Dat is nu een zonde zoo juist van pas begaan, naar mijn idee, dat ik 't
niet over mij kon verkrijgen om ze te biechten.--AULUS: Ik zou voor mij
zelven een standbeeld vragen als ik zoo iets had verzonnen: zoo ver is
het er van af dat ik 't als zonde zou biechten.--PHAEDRUS: Of ge dit van
harte meent, weet ik niet, maar bij mij wekt ge den lust en den moed op,
om zulke menschen bij gelegenheid ook eens zoo'n poets te bakken.
* * * * *
DE PAARDLOOZE RIDDER OF DE VERDICHTE ADEL
HARPALUS. NESTORIUS.
Erasmus zegt in zijn "Nut der Samenspraken" over den onderstaanden
dialoog het volgende:
"In den verdichten adel schilder ik dat slag van menschen, die,
onder het bedriegelijk voorwendsel van edellieden te zijn, alles
meenen te mogen doen en die een der voornaamste rampen zijn
waaronder Duitschland lijdt."
HARPALUS. Zou je mij eens kunnen raden? Je zult merken dat ik niet
vergeetachtig en niet ondankbaar ben.--NES
|